De Belgische Illustratie. Jaargang 7
(1874-1875)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij
[pagina 355]
| |
voorbij en de man is er zelf van overtuigd, want hij heeft den notaris ontboden en hem zijn testament doen schrijven. Niets ontbreekt hem in de wereld - niets, tenzij de groote schat der gezondheid. Met veel zorgen, aan hem besteed, werd zijn leven tot nu toe gerekt, en dit is hij grootendeels aan dat dienstmeisje te wijten; want hij houdt niet van die nichtjes, welke altijd in gezelschap van den dood komen opzetten en dan eerst lief en teêr worden. Dat eenvoudige dorpskind heeft hem echter zonder achterdenken verzorgd, zonder hoop op belooning en zelfs overtuigd dat, als hij zal dood zijn, zij hem zal beweenen; want hoe lastig en knorrig hij dan ook somtijds wezen mocht, toch had hij een goed hart. Aan wie zou hij beter kunnen denken dan aan haar? Dat heeft hij dan ook gedaan; zij staat voor eene aanzienlijke som in het testament en als zij nadien nog in het midden van al dien rijkdom leeft, zal zij hem nog meer dan eens gedachtig zijn, terwijl de nichtjes..... Kom, dat dienstmeisje is zijne eenige familie geweest, en dat zegt hij haar, met een zaligen glimlach op het wezen, en dat hoort zij aan met de oogen neêrgeslagen en de zedigheid op het blozende gelaat. De hemel weet, als God hem nog eens de gezondheid gaf; als hij nog eens den zomer mocht zien aanbreken, of hij uit dankbaarheid nog niet meer deed! 't Zou de eerste oude rentenier niet zijn, die van zoo'n trouwe ziel eene ‘Mevrouw de rentenierster’ maakte. Zal dat zijn? Of wij het schilderijtje van den verdienstelijken Dansaert tienmaal omkeeren, het van voren of van achter, van onder of van boven bezichtigen, dit raadsel wordt niet opgelost. Hoe het zij, het is een allerliefst tafereeltje, rijk van toon, voortreffelijk van teekening. De schilderij, naar welke deze teekening genomen werd, bevindt zich in de reeds zeer nette verzameling van den heer Henri Bogaerts, te 's-Hertogenbosch. |
|