Rondom ons.
De bewerking van Diamanten.
De ruwe diamanten worden schier uitsluitend aangevoerd van de Kaap, van Brazilië en van Borneo. De grootste aanvoer komt van de Kaap; doch dewijl de kleur van dien diamant zeer licht geel is, heeft hij minder waarde dan de diamant van Brazilië en Borneo. Volgens een artikel, in het belgische Staatsblad verschenen, rekent men dat er jaarlijks 40 à 50 millioen diamanten in het verbruik worden gebracht.
De bewerking van den ruwen diamant - een groenachtige, grauwige, hobbelige en glanzelooze steen - beperkt zich schier alleen te Amsterdam en te Antwerpen. Parijs en Londen bezitten wel is waar eenige fabrieken, doch zij zijn van geen aanbelang. De ruwe diamant ondergaat beurtelings drie bewerkingen: het klieven, het zuiveren en het slijpen.
Het is zeer begrijpelijk dat de diamantbewerker eene groote mate van behendigheid en ondervinding hebben moet, om uit den ruwen diamant zooveel mogelijk voordeel te trekken. De diamant in brillant veranderd, zal 400 à 500 fr. waard zijn, als hij 1 karaat (4 decigrammen ongeveer) weegt; bereikt hij 2 karaten, dan is hij 1500 à 2000 fr., 3 karaten, 5000 à 6000 fr. waard, en dit naar gelang de steen met kunst bewerkt is.
Het voordeel of het verlies, of liever de fortuin van den fabrikant, hangt dus af van het oog des meesters, welke de werkzaamheden leidt; maar de werkman telt voor een groot deel in den uitslag. Ook wordt een goed werkman zeer duur betaald; deze wint van 200 tot 500 fr. per week. De beste werklieden die den brillant maken, winnen het dubbel, en het loon van die welke de groote steenen bewerken, kan van 1500 tot 1800 fr. per week opklimmen.
In Antwerpen worden aan het bewerken van den diamant 600 à 700 arbeiders gebezigd; te Amsterdam 1200 à 1400. Besluit de diamant in zich eenig voorwerp, eene pad, een stroopijl, eene fout, dan moet men den steen klieven, en de klieving moet gewoonlijk plaats hebben dwars door de fout. De diamant klieft, want even als het hout heeft die steen eenen draad, en de klieving moet dezen draad volgen. Ten dien einde gebruikt de werkman een soort van diamanten mes, dat is een diamant met een zeer scherpen hoek, om daarmee de eerste kerf in den steen te maken. Die bewerking gebeurt met de hand, en wordt daarna voortgezet met in die kerf een mes met fijn lemmer te plaatsen, en op dezes rug te kloppen.
Als het stuk, dat door de klieving verkregen wordt niet zeer dik is, maakt men er eene roos van, is het dik genoeg om eivormig te worden, dan wordt het een brillant, dit wil zeggen dat de steen op zijne twee voornaamste kanten zal geslepen worden.
Soms moet de werkman vermijden den steen te klieven; is de draad niet goed te bepalen, dan zou een onbehendig werkman den steen in stukken doen vliegen en schier alle waarde verliezen. Is de ruwe steen langvormig, dan ook klieft men hem niet. Men maakt er hangers van en men slijpt de facetten in dier voege, dat de fouten verborgen worden.
Alvorens geslepen, moet de diamant gezuiverd (bruté) worden; dat wil zeggen, dat men den steen een geconcentreerden, eironden vorm geven moet, de te veel uitstekende gedeelten wegnemen en hem zoodanig ronden, dat men nog slechts de kleine facetten hoeft te bewerken, die, door de gevarieerde straalbreking der vlakten, aan den steen dien levendigen glans, die rijkgekleurde stralen geven, welke zijne pracht en waarde uitmaken.
Ook die bewerking geschiedt met de hand; de diamant wordt in een dikken steel bevestigd, die de werkman in de linkerhand houdt, terwijl hij met de rechterhand het gereedschap in diamant, omvat. Het is door de wrijving en het zagen der twee diamanten tegen elkander, dat men den ronden of eironden vorm bekomt, welke hem tot de slijping gereed maakt.
Het stof, dat van die wrijving voortkomt, wordt zorgvuldig bijeengezameld, en zal, in een weinig olie gedoopt, dienen om den steen te polijsten. De slijping, de laatste bewerking, door welke de regelmatige facetten en de volkomen polijsting wordt voortgebracht, wordt door het mecanism verkregen.