De Herenthalsche vaart.
Als men langs den kant van den Staatsspoorweg te Antwerpen uitgaat; of, om ons des te duidelijker uit te drukken, als men van het prachtige Park, het zoogeheeten Meetingpark, (omdat het tijdens de regencie van den burgemeester Van Put werd aangelegd) vertrekt, ziet men voor zich eene breede gracht, met gras begroeide kanten en welke op hunne beurt hier en daar met hooge populieren of geknotte wilgen beplant zijn: die gracht, meer is het niet, noemt men de ‘Herenthalsche vaart.’
Geen enkel schuitje, een klomp groot, wordt daar opgemerkt; ook, 't is geen vaarwater, 't is enkel eene waterleiding, die uit het diepte der Kempen water aanvoert voor de brouwerijen in Antwerpen. In het Park schijnt dit water verloren te loopen, doch van dat punt vloeit het, langs onderaardsche buizen, tot op de Brouwersvliet en in het gekende ‘waterhuis,’ door Gilbert van Schoonbeke aangelegd, en dat nog altijd zijn aloud karakter behouden heeft.
De Herenthalsche vaart is op meer dan eene plaats recht schilderachtig te noemen. Aan verscheidenheid ontbreekt het daar zeker niet. Nu zijn het, zooals wij zegden, hooge boomen, dan oude knotwilgen; nu kreupelhout, dan fruitboomen der aangrenzende hovingen, die zich in het schier beweegloos en dikwijls helder water spiegelen.
Tot op verren afstand van de stad Antwerpen, is de Herenthalsche vaart niet alleen een el dorado voor den schilder, maar ook voor de kleine ‘sinjoors.’ Het is niet zelden, als de plagende oogen van moeder policie afwezig of gesloten zijn, hunne badplaats in den zomer; het is eene slibber- en rijbaan in den winter. Men zoekt er allerhande wonderlijke insekten voor het aquarium, en de gelieven, die langs de oude vaart lanterfanten, kunnen in den graskant zooveel vergeet-mijnietjes plukken als zij verlangen.
Onze gravuur stelt een der frissche hoeken der Herenthalsche vaart voor, dat nu echter ook reeds eenige verandering heeft ondergaan.