De oudste zuster, naar C. van Camp.
Het onderwerp is, zoo gij wilt, niet nieuw, niet oorspronkelijk, niet tintelend van geest; maar bekent met ons, dat het ten minste de aandacht boeit en men, met een wezenlijk genoegen, op het groepje kinderen neêrziet. De oudste zuster is met de twee kleiner kinderen het huis ontweken, en heeft een aangenaam en schaduwrijk plaatske in het bosch uitgekozen, waar zij, alle drie misschien, hun middagslaapje zullen kunnen houden.
De zon schijnt warm, stekend zelfs; doch hare stralen boren niet door de blaêren der eiken, dennen en klaterboomen, en betere waaiers dan deze zal de mensch zeker nooit uitvinden. Het gras en mos vormen een zacht bed, en gemakkelijker dan de kleine in de armen der oudste zuster ligt, zal zij gewis in haar bedje niet liggen.