VII.
Dat was de dood als vriend! Ik ken in geene geschiedenis, eene zoo edele, zoo grootsche dood als die van Maria Stuart, al was er dan ook niets gespaard, om haar, in de laatste oogenblikken, met hare majesteit, haar geloof te doen verliezen.
Neen, zoo sterft geene misdadige vrouw; de misdadige vrouw sterft zonder grootheid en als het ware haren kronenglans verloochenend, gelijk Elisabeth! De dood van Maria Stuart moge dan voor sommigen geen afdoende bewijs zijn van hare onschuld, dan toch zal iedereen moeten bekennen, dat zij eene schitterende bekroning is der onweêrlegbare getuigenissen, welke wij hebben aangehaald. De katholieken, hare tijdgenooten, daarin eens met vele protestanten, schreven op haar graf: ‘Hier ligt, met de asch van Maria Stuart, de majesteit der koningen begraven.’
Zij was begraven - en voor velen is zij begraven gebleven!
Dat is de waarheid, terwijl Elisabeth nog wilde liegen voor het nageslacht, toen zij zelf gebood op haar marmer in gouden letters te griffelen: ‘Hier ligt Elisabeth, die als maagd regeerde en als maagd stierf.....’ Kluchtspeelster tot zelfs in het graf!
Het is vandaag, of ten minste binnen eenige uren, twee honderd acht en tachtig jaar geleden, dat de koningin van Schotland a été égorgée par Elisabeth, zegt een fransch schrijver, en nu eerst klopt het menschdom, dat eeuwen lang in twijfel gestaan heeft, overtuigd, maar nu ook diep verontwaardigd op de graven en roept, niet al de handlangers - de slaven volgens het vonnis der meesteres - maar de groote en lang gevierde souvereine Elisabeth voor de rechtbank van het openbaar geweten.
De tijd heeft hier niets doen vergeten. Integendeel. De tijd heeft de aanranders van het slachtoffer doen verzwakken en vallen, en zijne verdedigers versterkt en doen aangroeien. De Northumberland's, de Wesmoreland's, de Pembroke's, de Arundel's, de Norfolk's en zoovele andere edellieden, protestantsche en katholieke - want Froude liegt als bij zegt dat zij tusschen de protestanten geen verdedigers vond - al die edele ridders, waarvan er velen hun bloed voor haar ten offer brachten, hebben navolgers gevonden en een heir van schrijvers en woordvoerders hebben luider en luider hare eerherstelling gevraagd.
En die eerherstellers, wij herhalen het, zijn niet alleen katholieken, maar ook protestanten, zooals in de laatste dagen de meer gemelde John Hosack, advokaat te Edimburg, wiens eerste boekdeel van zijn werk Maria, koningin van Schotland, en hare beschuldigers, in 1870 en het tweede verleden jaar verscheen. In Frankrijk trad, ook in de laatste tijden, Jules Gauthier, in Nederland professor De Rijk op; maar de onweerlegbare bewijzen werden door Hosack en twee of drie anderen, geleverd of liever volledigd. Twee honderd acht en tachtig jaar heeft dus de laster van eenen ellendige, van eenen huurling, van eenen Judas, die zijne meesteresse had verkocht - kortom, van Buchanan, op de nagedachtenis gewogen! Twee honderd acht en tachtig jaar, eer dat lasternet, door Elisabeth en hare handlangers geweven, verscheurd werd, en hoelang zal het nog duren dat de draden van het gescheurde net; ons van tijd tot tijd in het aangezicht zullen vliegen!
(Slot volgt).