De jonge kunstenares.
Ja, ja, 't is een wonderkind! heeft de vader dikwijls gezegd; zij zal eens schitteren zoo als de zusters Milanollo geschitterd hebben. En inderdaad, zij schittert reeds in den engen kring, in welken haar vader zich beweegt; doch is die kring wel het groote, ongenadige en strenge publiek? Gewis niet, en wie weet, of de ster, die nu in het kleine huis des muziekants reeds helder blinkt, niet plotseling zal neêrvallen en verdwijnen, wanneer zij aan den grooten horizont oprijzen moet!
Wat al waken en zorgen heeft echter de vader aan dat jonge talent besteed! Wat heeft hij innerlijk veel geleden, en wat zal die avond wanneer zijn kind eens in de schitterende zaal en voor dat vreemde publiek zal optreden, een avond van marteling zijn - ten minste zoolang de brave man niet zeker is van dat kleine, maar zooveel beteekenend woordje ‘succès’!
Kent ge Cremer's novelle Arme Samuel? Neen? Indien gij het leven van zoo'n wonderkind en de gevoelens des vaders wilt kennen en ontleden, leest dan die bladzijden vol gevoel, en gij zult het tafreel der duitsche kunstenares Volkmar, dat wij hier meêdeelen, des te beter waardeeren en beseffen.
‘Succès,’ dat woordje schijnt hier in het onderhavige tafreel, schier zeker te zijn. Immers, de vader heeft wijselijk gehandeld door niet onmiddellijk, met zijn wonderkind, voor het groote publiek op te treden; hij heeft het in den kring van een geestig en scherpzinnig musicus binnengeleid, en de glimlach op dezes wezen en de aandacht in zijne trekken, voorspellen toejuichingen, terugroepingen, bloemtuilen, kroonen - en wat nog beter is.... goudstukken.