Admiraal Tromp.
Wij spraken vroeger van Marten Harpenszoon Tromp; de beroemde hollandsche admiraal, die de Engelschen zoo duchtig aftakelde, werd te Brielle in 1597 geboren, sneuvelde in een zeeslag voor Ter Heide, den 10 augustus 1653, en ligt in de Oude Kerk te Delft, in eene prachtige graftombe, begraven.
Tromp was de beste kerel der wereld en zelfs zijne matrozen noem den hem doorgaans ‘Bestevaar,’ dat wil zeggen grootvader; maar als hij met den ruwsten matroos over weg kon, dan was dit het geval niet met zijne vrouw.
't Is inderdaad bekend, dat onze zeeheld een zeer lastige vrouw had, die hem dikwijls, meer dan de zucht naar veroveringen, naar zee deed verlangen. Tromp kon met alle schepen zeilen, doch met zijne vrouw had hij altijd tegenwind; zij dwarsboomde hem in zijne liefste wenschen en scheen hem het leven zoo onaangenaam mogelijk te willen maken.
Toen de admiraal na zijne schitterende overwinning op de spaansche vloot in het jaar 1639 overal met de grootste toejuichingen ontvangen was, besloot hij de officieren der vloot op Trompenberg, zijn landhuis, een feestmaal aan te bieden, doch zijn voornemen stiet af op den onwil zijner vrouw.
Het hielp niet of hij ook al van verplichtingen sprak, of hij zoete broodjes bakte; zij bleef onverzettelijk en gaf eerst toe toen hij dreigde haar te zullen opsluiten op den dag, dat hij zijne krijgsmakkers wilde ontvangen. De vrouw scheen in te zien dat de man het hoofd was, zij gaf toe en maakte schijnbaar alle toebereidsels voor de ontvangst der gasten.
In den morgen van den dag, voor het feestmaal bestemd, scheen zij vol bedrijvigheid en verzocht den admiraal dat hij zich op zijne kamer zou afzonderen, dewijl hij haar anders hinderlijk zou zijn in hare toebereideels. Tromp voldeed terstond aan dat verzoek, want hij had zijne echtgenoote nog zelden of nooit in zulk goed humeur gezien. In den loop van den morgen kwam zij hijgend naar boven en zei met buitengewone vriendelijkheid:
‘Lieve Tromp, wilt gij wel zoo goed zijn in den kelder den wijn uit te zetten, dien wij vandaag noodig Lebben? Gij kent de soorten het beste, en ik zal dan later den knecht zenden om de flesschen naar boven te brengen,’
Wat kon de admiraal daar tegen hebben? Hij daalde onmiddellijk de trappen af om aan het verlangen zijner vrouw te voldoen, doch zij was hem op den voet gevolgd en sloeg eensklaps de deur achter hem toe.
‘Zie zoo,’ sprak zij, ‘nu zullen wij eens zien wie opgesloten zal zijn als de gasten komen.’
De gasten kwamen natuurlijk en mevrouw Tromp ontving ze met zeer veel buigingen, doch moest tot haar leedwezen zeggen dat de admiraal onverwacht naar den Haag geroepen was. Zij kregen nog geen dronk water en moesten met een leêge maag terugkeeren. Tromp had intusschen ruim den tijd gehad om tot het besef te komen, dat het voor hem gemakkelijker was den vijand op zee dan zijne eigene vrouw in huis te overwinnen.
Tromp had op zijn negende jaar zijn vader op de Kust van Guinea, in een gevecht met een engelsch rooversvaartuig, zien door midden schieten; hij diende daarna derdehalf jaar den roover tot kajuitsjongen, doch wist eindelijk aan dien dwang te ontkomen.
In zijn vaderland weêrgekeerd, zegt Brandt, bekleedde hij verscheidene scheepsambten, werd kwartiermeester, stuurman en in het jaar 1622, luitenant van een oorlogsschip. Hij was zulk een bekwaam zeeman, dat de beroemde Piet Hein eenmaal getuigde, ‘vele kloekmoedige kapiteinen te hebben gekend, doch in hen altijd eenigen misslag te hebben gevonden; maar nooit in Tromp, in wien hij alle deugden erkende, die in een zeeoverste worden vereischt.’