zult gij pogen hem, onder zedelijk of lichamelijk opzicht, min of meer tot den rang van mensch te verheffen.
Wij willen hier zelfs nog niet spreken van een beschaafd mensch; maar zelfs zult gij dit dier niet op den voet kunnen brengen van een dier menschelijke wezens, welke op een uithoek der wereld wonen en die, hoe ruw de korst ook zij die hen omvat, toch eenig geestesleven verraden. Dat laatste zal zich bij hen allengs ontwikkelen onder de weldaad van een beschavend onderwijs; doch de aap zal, zooals wij zegden, eigenlijk blijven wat hij is en was.
Laten wij ons dan met de vlugheid, boosaardigheid, slimheid, plagerijen, kwaêpitserijen der apen vermaken; maar geven wij hen geene bestemming die de sim niet heeft, en verbeesten wij ons niet, wij, schepselen met rede en verstand begaafd, met tot dit dierenras af te dalen.
Wij beschouwen overigens gansch dit zoogezegd stelsel, slechts als eene soort van min of meer geleerde modegril. De wereld moet immers gedurig iets nieuws hebben, wil men de aandacht blijven opwekken, en dewijl ieder stelsel, hoe dwaas ook, in zekeren zin kan verdedigd worden, is het niet verwonderlijk dat ook dit der apen-afkomst verdedigers in ons midden vindt.
Geleerden verdedigen niet zelden alles, en indien wij niet vreesden door de geleerden der akademiën gehoord te worden, zouden wij zeggen, dat er eigenlijk niets..... naïver is dan een geleerde!.....