Bankiers in de XIVe eeuw.
Merkwaardig zijn de opgaven van de twee gebroeders Villani, omtrent de begrooting van ontvangsten en uitgaven van Florencië in de 14e eeuw, toen reeds, even als nu nog, het zuiverste van 's lands inkomen door het monster van den oorlog verslonden werd.
Nog eene volledige overeenkomst met onzen tijd vindt men bij de florentijnsche bankiers. Deze speculeerden op de stoutmoedigste wijze en leenden tegen woeker-intrest, aan al de vorsten der christen-wereld.
Toen echter de koning van Engeland, door den oorlog met Frankrijk verarmd, in 1338 weigerde zijne verbintenissen met het huis Peruzzi, aan hetwelk hij 1.365.000 florijnen schuldig was, te voldoen, en toen, in 1345, diezelfde vorst aan het bankiershuis Bardi, 900.000 fl. schuldig zijnde, te kort kwam aan zijne betaling, werd de florentijnsche rijkdom erg gekrenkt, en jaren nadien bleef de stad nog onder dien noodlottigen slag gedrukt: - een aantal huizen staakten, ten gevolge van die bankbreuken, hunne betalingen.
Bardi gaf slechts 9 stuivers 3 deniers per pond; Peruzzi leverde slechts 4 st. en nog was die som genomen op hun persoonlijk actief. Die bankroeten kwamen nog uit heirkracht voort; doch vele andere ontstonden enkel uit roekelooze speculatiën. In alle geval waren vele dezer geldmannen deftiger dan die van onzen tijd: - bij velen der onzen, en die vooral aanspraak maken op den titel van ‘eerlijk man,’ vindt men zelfs geen 9 stuivers meer in de kas.