De man van den borstel.
Wij bevinden ons in het atelier van een welvarend, dus zonder twijfel beroemd schilder. De draperijen aan den ingang, de sierlijke eikenhouten kas, de figuren en antiquiteiten op deze, stoel en tafel zeggen het ons. Op den schilderezel staat nog eene schilderij, pas afgewerkt, en voor dit meesterstuk misschien wel de schilder zelve?
Immers in zijne rechterhand houdt hij den verfpot en den borstel, en met de linker ondersteunt hij het hoofd, schijnt diep in gedachten en nijpt zelfs het eene oog half toe, waarschijnlijk om des te beter zeker effect op de schilderij gaê te slaan.
Tevreden is hij niet over het werk, dit ziet men wel. Dat been is veel te lang, die neus staat niet recht op zijne plaats, die plafon is geen duit waard, en toch zegt men dat dit ding dertig duizend franken waard is.
Ja, de man strijkt stoutweg zijn oordeel over het werk; ja, hij neemt eene meesterachtige houding aan; doch gij hebt het reeds geraden: hij is de schilder zelve niet - maar een man van den borstel, ja, die is hij wel!
De zoldering in het voorportaal van het atelier, is door stof en tabaksrook erg beneveld geworden en de witter is geroepen om, in afwezigheid van den kunstenaar, aan dien hemel zijne witte kleur weêr te geven. Maar de geschiedenis van Apelles blijft eeuwig waar en men mag den kritikeerenden witter in geweten toeroepen: ‘Schoenmaker, blijf bij uwen leest! Witter, blijf bij uw plafon!’
Hoe vele kritiekers in onze dagen, die slechts witters zijn, beweeren schilders te wezen, omdat ook zij den borstel hanteeren! Maar ach, wat borstel! Ja, 't is een fijn, een geestig, een diep doordacht tafereel, dat den duitschen schilder Koehler tot eer verstrekt. Het is naar het leven en uit het leven gegrepen.