[Nummer 16]
De panne en de duinen.
In de Portefeuille van den Wandelaar werd, in den loop van den voorgaanden jaargang, meer dan eens over de duinen en de zeekust gesproken; van daag brengt ons de teekenaar nogmaals daarheen, en wel naar de zoogezegde Panne, welke men bereikt als men, langs de Noordzee afzakkend, meer de fransche grenzen benadert.
Het is altijd dezelfde reeks duinen, die zich langs de belgische en hollandsche kust uitstrekt, en die wel is waar overal uit zand bestaan; maar toch eene rijke verscheidenheid voor den wandelaar opleveren.
DE PANNE EN DE DUINEN.
Zijn de duinen te Blankenberghe en Oostende zoo onvruchtbaar dat er zelfs schier geen boom groeit, aan de Panne bevatten zij een groote honderdtal hektaren bouwgrond, waar de visscher, echter niet zonder moeite, eenige aardappels en wortels, wat rogge en boekweit teult. Daar ten minste is groeikracht in den bodem, en leveren de diepste dalen alzoo eene lieflijke afwisseling op met het duinzand en de eeuwig loeiende zee.
De kust van Wenduyne is zeker prachtig, die der Panne is oneindig schilderachtiger en zou voor penseel en pen een rijken schat opleveren, te meer daar de bewoners dezer streek, nog meer dan elders langs de kust, hun oorspronkelijk karakter hebben behouden. Als eens het schoone strand der Panne tot badplaats zal aangewend zijn, zal echter die oorspronkelijkheid allengskens wegslijten.
De geschiedkundige herinneringen worden, in deze verlaten streek, niet gemist en als men op de duinen der Panne staat en zijnen blik weiden laat, zullen zich een aantal belangrijke feiten, uit vroeger dagen, in onzen geest verdringen. Ginds, ten noorden van Veurne, verhief zich weleer de beroemde Abdij der Duinen, van het St. Bernards-orde, dat zich op verschillende plaatsen van ons land had gevestigd en welker kloosters langen tijd de centrums waren van deugd, verlichting en beschaving.