Een hazenjacht met windhonden.
Onze derde gravure stelt eene jacht voor, die eertijds zeer in zwang was onder de grondbezitters van Rusland. Even als de jacht met den staanden hond, heeft zij plaats in den herfst, maar het terrein, dat den jager omgeeft, is heel anders. Het is in de wijde vlakte, dat men jacht maakt op den vreesachtigen en eenigszins bijzienden haas. Grauwe wolken, van tijd tot tijd een fijnen stofregen uitlatende, ziedaar het gunstigste weêr voor de hazenjacht te paard met de hazenwinden. De jagers, in een warmen jas gehuld, gezeten op magere en vurige paarden, vormen eenen kring rondom den zoom van een eiland, dat wil zeggen, van een alleenstaand bosch in de vlakte. Ieder hunner heeft twee hazenwinden bij zich.
Er heerscht een doodsche stilte, allen luisteren scherp toe, aller oogen zijn op den zoom van het bosch gericht. Als ingesluimerd bij de nadering van den winter is het bosch stil en zwijgend.
Ter nauwernood hoort men het scherp gefluit van de mees of het geklop van den specht in het geboomte..... Reeds lang zijn de windhonden in het eiland losgelaten - en nog altijd heerscht dezelfde stilte. De ongeduldige jagers wachten op het signaal even als een driftige liefhebber van muziek op de ouverture van een opera wacht - doch stil! daar begint de ouverture.
Lach niet zoo spottend, gij, die geen jager zijt! Het geblaf van een aantal jachthonden (er zijn tenors, sopranen, alten en barritons onder) klinkt aan de zonen van Nimrod als een concert in de ooren.
Het gebel nadert meer en meer, wordt gedurig duidelijker, maar de jager luistert er niet meer naar..... Ziet ge daar dat hooge gras - hoe het zich golvend beweegt, als zoekt eenig levend wezen daar zijnen weg..... Geef acht, ja, daar hebben zich een paar steile, lange ooren laten zien, om met de snelheid van den bliksem weêr tusschen de struiken te verdwijnen en - daar verschijnt de kleine grauwe haas, reeds ten deele in zijn witten winterpels gestoken.....
Een der jagers krijgt het dier in het oog, buigt zich over het zadel..... ‘Atout yewo! Atout yewo!’ (Pakt aan, pakt aan.) ‘Atout yewo!’ ‘Atout! Atout!’ klinkt het uit den mond van al de jagers; de paarden rennen spoorslags voort, de losgelaten hazenwinden rekken zich in hunne duizelige vaart uit tot dat hun lichaam slechts eene rechte lijn met hunne pooten uitmaakt - en wee den langoor!
Onze gravure, vervaardigd naar eene schilderij van Sokoloff, een beroemd schilder van landelijke tooneelen, stelt getrouw een der jagers voor, die zich geheel en al door zijn geliefkoosd vermaak laat meêsleepen.