Eenige datums van steenwegen.
Het is nog geene eeuwen dat wij op die gemakkelijke rijbanen mogen roemen, verre van daar. Die kasseiing der wegen dagteekent eigenlijk slechts, zegt Torfs, van de 17e eeuw. Op dit tijdstip, merkt die schrijver aan, was de legging bij wijze van concessie der tolgelden, tamelijk algemeen hier te lande in gebruik.
In Engeland dagteekent de eerste akte van barreelgelden slechts van 1662, zoodat wij in dit geval vijftig jaar de zoo practische Engelschen vooruit liepen. Overigens de toestand der wegen in Engeland, zelfs drieëntwintig jaar na gemeld jaartal, was nog zoo slecht, volgens Toresby's en Pepy's dagboeken en Macaulay's nalezingen, dat men er over moet verwonderd staan.
‘Ralph Toresby, de oudheidkenner,’ zegt de laatste schrijver, ‘was, op den grooten weg naar het noorden, tusschen Barnby-Moor en Tuxford, in gevaar van den weg af te dwalen en deed dit werkelijk tusschen Doncaster en York. Pepys en zijne vrouw, die met eigen rijtuig reisden, raakten tusschen Newbury en Reading van den weg af. In den loop van diezelfde reis verdwaalden zij weder op korten afstand van Salisbury en het scheelde weinig of zij hadden den nacht in het open veld moeten doorbrengen.’
Er was dus ten dien tijde een volslagen gebrek aan berijbare wegen in Engeland, en daar waar er aangelegd waren, hadden zij bij regenachtig weêr veel van slijkpoelen. De koetsen bleven in het modder steken en met ossen moest men ze uit de diepten trekken. Tusschen Leeds en Londen heeft Toresby dikwijls zooveel gevaren onderstaan, als men thans op een tocht naar de IJszee of naar de woestijn van Sahara zou verduren, zegt Macaulay.
De heirbaan van Wallis naar Holyhead was in zoo slechten toestand, dat in 1685, een onderkoning, die zich naar Ierland begaf, vijf uren noodig had om den afstand van St. Asaph naar Conway, die veertien mijlen bedraagt, af te leggen. Men ziet aan die kleine opteekening, wat de toestand, onder opzicht der wegen, in Engeland was.
Het gezegde van Torfs is dus zeer gegrond. Het eerste octrooi voor het kasseien van eene baan, die van Antwerpen naar Merxem, werd reeds in 1639 toegestaan. Ziehier de volgende opgegeven datums: 1649 weg van Antwerpen naar Contich; 1698 van Brussel naar Waterloo; 1703 van Brussel naar Gent; 1704 van Brussel naar Bergen; 1714 van Lier naar den Ouden God; 1725 van Doornik naar Kortrijk; 1729 van Mechelen naar Leuven; 1745 van Antwerpen naar Deurne; 1763 van Antwerpen naar Boom; 1769 van Doornik naar St. Ghislain; 1778 van Doornik naar Ronsse.
Gedurende de fransche overheersching heeft men aan die nuttige gemeenschappen schier niet gedacht. In 1812 werd onder ander die tusschen Antwerpen en Breda voltooid. Slechts tijdens de regeering van koning Willem, ving de uitbreiding voor goedaan en bereikte, na 1830, schier het toppunt van vollediging.
In de steden waren de straten reeds vroeg gekasseid, ofschoon bij velen hier enkel nog spraak is van eene hardmaking bij middel van gruis of puin. Te Lier, zegt Torfs, werden de straten reeds in 1383 gekasseid, ten minste was dit het geval met de markt voor het raadhuis, de Ekel-, Mechel-, Lisper- en Blokstraten; doch de bestrating had daar veel vroeger, en reeds in 1377 plaats, ten minste voor wat betreft de straat aan het kerkhof en de Antwerpsche straat.