Het wonder der bieën.
(Reisherinnering.)
Een korf met bieën is eene wereld vol wonderen, en men staat inderdaad verbaasd over al het vernuft en gevoel, dat zich daarin ontwikkelt. Een reiziger, die in de maand juli de oevers der Essequibo, eene rivier in Zuid-Amerika, bezocht, deelt ons eene nieuwe bladzij over de bieën meê, wel waardig hier aangehaald te worden. Ziehier wat hij meêdeelt:
‘Na eene moeielijke vaart van tien uren en vol verlangen om onze afgematte leden te laten rusten, landden wij op een laag en zanderig strand, dat zich langs den stroom uitstrekte. Het was stikkend heet. Onze Indianen verspreidden zich rechts en links. De mannen gingen heen om eenig wild voor het avondmaal te schieten; de vrouwen zochten klein hout, om des nachts het vuur gaande te houden.
De schittering der zonnestralen op het strand, deed mij pijn aan de oogen; met messlagen baande ik mij eenen weg door de lianen en afhangende mosplanten, welke den ingang van het bosch versperden en ik gelukte er niet zonder moeite in den boord van eene frissche en schaduwrijke kreek, door een prachtig bladgewelf overdekt, te bereiken.
Op een grauwen stam, die deels langs het water lag, gezeten, en wiens verdorde takken door een prachtigen rooden bloemenmantel bedekt was, ontstak ik eene cigaar en een boek uit den zak halende, sloeg ik schier onoplettend de bladen om. Nu eens was mijne aandacht afgewend door het gedurig geklop van den specht met gelen kop, en die onvermoeid de holten van een naburigen boom peilde; dan door een lichtenden straal, welke een door het groen schietenden zonneglans brak, en voortkwam van de karabimitas - een vliegvogeltje, met topazen keeltje, en dat het liefst aan de eenzame en beschaduwde kreeken huist. Daar, op de pas ontloken bloemen, vindt het eene groote menigte vliegjes, die het aan zijn gaaike brengt, aan de trouwe wachtster van het onzichtbare nestje, hetwelk boven het water en in de avondkoelte wiegelt.
Ik zat daar ongeveer een kwartier uurs, nu eens verslonden in mijn lievelingsdichter, dan eens verdiept in de bezielde poëzie, die in duizende insekten gonsde, in het geritsel der bladeren, in het gemurmel des waters, wanneer als bij toeval mijn oog op eene kleine, schitterend grijze bie, ongeveer het vierde van een duim lang, viel en die in de nog vaste schors van den boom, waarop ik gezeten was, verdween.
Er was langs de oppervlakte van de schors niet het minste spleetje te ontdekken, en ik moest mij waarschijnlijk bedrogen hebben. Toen ik tot dit besluit kwam, zag ik plotseling een schelpke der schors opgelicht worden en dezelfde bie, of ten minste een harer zusters - de gelijkenis was volledig - vloog buiten. Het geheim was ontdekt.
De slimme bouwmeester der republiek had eene deur weten te maken, die zoo goed sloot, dat zij alle onderzoek te leur stelde. Ik meende zeker te zijn, den vinger op de plaats zelve te leggen, en echter, hoe scherp ik toezag, bemerkte ik geen spoor van uitwendigen omtrek. De schors, ofschoon gepolijst, was hier en daar door kleine bleeke streepjes overdekt, die men op de meest gladde schorsen opmerkt, en de knappe timmerman had, om zijn mysterieus doel te bereiken, die natuurlijke lijn benuttigd.
Geneigd om dat meesterstuk te onderzoeken, zonder zijne fijnheid te schenden, moest ik geduldig wachten, tot dat de geheimzinnige deur weêr geopend werd. Lang wachtte ik niet. Een der leden van het huisgezin moest naar buiten; de kleine luik werd andermaal opgelicht en een puntje van een takje, dat ik gereed hield, belette haar weêr toe te vallen.
Ik zag alsdan dat de luik van onregelmatigen vorm was, gebekt aan de boorden, een vierde van een duim breed en eens zoo lang. Zij was gemaakt uit het weefsel der schors en door een eindje daaraan verbonden; zij werd geopend en sloot zich, als het ware door eene veer bewogen. De slimme werkman scheen berekend te hebben, dat, als hij haar korter maakte, hetgeen de omvang der bieën zeker had toegelaten, de opening, natuurlijk, grooter wezen moest en dit op de elastieke hengsels eene spanningskracht moest uitoefenen, die zeer spoedig de elasticiteit zou wegnemen en aan de juiste sluiting schaden.
Onder de luik, en als het ware op den dorpel dezer republiek, zag men eene voorkamer of portiers-logie, ten gebruike van een kleine personnage, eene bie in grijze livrei, en die, zonder hare schuilplaats te verlaten, haar misnoegen over mijne onbescheidenheid deed blijken, door