Tevreden.
Het oude moedertje heeft haar sober maal opgediend, en voor dat zij de spijze nuttigt, vouwt zij de handen en dankt God voor hetgeen Hij haar gegeven heeft. Ja, 't is zeker weinig; maar zij was er immer, zij is er nog meê tevreden.
Van hare jeugd af heeft zij gewerkt, geslaafd, gewroet en schatten heeft ze nooit vergaderd. 't Is haar echter wel; en zij dankt hartelijker den goeden God dan wel vele rijken, die in prachtige huizen wonen en in den overvloed zwemmen.
Het geluk op deze wereld ligt slechts in tevreden te zijn met hetgeen ons werd toegedeeld. Met zijne wenschen niet buiten den ons voorgeschreven kring gaan, is het beste middel om hier gelukkig te wezen, en die groote wijsbegeerte heeft zij, de arme oude, immer in toepassing gebracht.
Van dat oogenblik mocht zij met den dichter zeggen: ‘God gaf mij weinig, maar toch veel.’