plechtigheid bij; de vrouwen waren in het wit gekleed en jammerden en huilden. Was het een man van onderscheiding, dan hield men eene lofrede bij zijn graf.
Als in Sparta een burger voor het vaderland zijn bloed gestort had, werd hij in een purperen rok gekleed, op een bed van olijfblaêren gelegd en zoo naar zijn familiegraf gedragen. De Etruskers, de Celten, de Gallen, de Helveten maakten graven in de rotsen, of wel de graven vormden heuvels, en dit in de nabijheid hunner plaatsen van gebed.
Bij de Romeinen was de doodenvereering zeer sterk in voege, en men bracht niet zelden zoenoffers aan de godheden, om de zielen spoedig als beschermende huisgeesten, aan den familiehaard te doen plaats nemen. Eene eervolle begraafplaats erlangen, werd bij de ouden zoo vurig gewenscht, als men schrik en afkeer had van het weigeren eener rustplaats na den dood. Onze modernen zijn dus meer Heiden, dan de Heidenen zelven!
De Romeinen maakten wezenlijke monumenten voor hunne dooden, en dit behalve het gewone sepulcrum.
Zoo haast te Rome een man overleden was, nam men den ring van zijnen vinger, sloot hem de oogen en riep hem driemaal bij den naam. De lijkbezorgers (libitinarii) deden, door hunne slaven (pollinctores), het lijk wasschen en parfumeeren; men deed het zijn schoonste kleêren aan en zette het in het voorhuis. Acht dagen na den dood werd het lijk, in de eerste eeuwen des nachts, begraven.
De stoet werd geleid door een ceremonie-meester (designator), verzeld door in 't zwart gekleedde lictors; aan het hoofd gingen de muzikanten, dan de krijschsters (proeficoe). Deze waren vrouwen, die betaald waren om te huilen - eene gewoonte, die nog in Holland bestaat, waar het echter mannen zijn, die men huilebalken noemt. Een mimiek vertoonde, in gebaarden, de voornaamste daden uit het leven van den overledene. Men droeg ook in den stoet de beelden van zijne voorzaten, zijne eigene ken- of eereteekens, en zijne door hem vrijgemaakte slaven vergezelden den doode.
Vespillones, daartoe gehuurde mannen, droegen het lijk op eene berrie (feretrum). Soms werd dit werk ook door personen van aanzien verricht. Het hoofd in sluiers verborgen en huilende, volgden de bloedverwanten. Was de doode een voornaam man geweest, dan hield men stil aan het Forum, en men sprak zijn laudatio, zijne lofrede uit. Die taak werd soms door keizers zelven waargenomen. Na die hulde werd het lijk buiten de stad op eenen brandstapel gelegd, de asch in eene urn verzameld en in den familiekelder (columbarium) geplaatst.
Na de verbranding vierde men prachtige feesten, waarin gladiatoren optraden en welke in rouwgewaad, bij uitsluiting van alle vrouwen, door de familie werden bijgewoond. Na vijf dagen op die manier gerouwd te hebben, gaf men feesten in het openhaar (cilicernia), bij welke men in het wit gekleed was en zich allerbest vermaakte.
En de armen? Deze werden op eene gemeenzame berrie (sandapila) weg gevoerd, en zonder eenige plechtigheid in den gemeenzamen put (putibuli) geworpen. Om zich een denkbeeld te maken van wat de begrafenis in Rome was, moet men de lijkplechtigheid van Britannicus in Tacitus lezen. Het was inderdaad eene vergoding, toen Agripina, vergezeld van hare twee kinderen, de urn met assche van haren echtgenoot droeg. De militaire eer werd aan die assche bewezen; de vanen waren zonder versiering, de pijlenbundels werden neêrwaarts gedragen. Waar de stoet doortrok, brandde men reukwerk, zoowel het volk in het zwart, als de ridders in het purper.
Doch laat ons tot de Hebreeuwen terug keeren: zij toch begraafden hunne dooden; zij geloofden aan de opstanding en wilden, in afwachting daarvan, naast hunne vaderen, naast hunne dierbaren slapen. Mozes moest den eerbied voor de dooden niet in de wet schrijven: dat gebruik was door de traditie geheiligd. Beroofd zijn van eene begraafplaats, was voor den Hebreeuw een groot ongeluk.
Er bestond een heilig gebruik bij de Hebreeuwen, dat wij, Katholieken, nog toepassen. Immers, wij deelen brood uit aan de armen en geven aalmoezen, op den dag eener begrafenis: - de Hebreeuwen plaatsten voedsel op de graftomben, opdat de armen zich zouden kunnen verzadigen.
(Wordt vervolgd.)