Op jacht.
Eeuwen lang was het jachtvermaak alleen voor de rijken en machtigen bestemd en waren de wetten, die de honden en het wild beschermden, tegen de aanvallen van den gemeenen man, geduchter dan die, waardoor de nederige poorter beschermd was. Die dagen zijn voorbij, en het jachtvermaak met hazenwindhond of geweer is een schier algemeen pleizier geworden. Het heeft alle aristocratisch karakter verloren, tenzij die groote drijfjachten, zoo als die, welke zich op de nevensgaande print schijnt voor te bereiden.
Die hoogstammige boomen, die dreef, dat bosch toonen de afhankelijkheid van een groot, en tot een adellijk domein behoorend, park aan. Die amazone, door eenige heeren omringd, die allen in gestrekten draf de dreef in rijden; de talrijke groep honden en jagers die achterop komen - alles toont hier eene dier aristocratische jachten aan, die voorzeker nog eene dichterlijke tooverkracht ten toon spreiden en welke, zij alleen, nog aan de vroegere jachtfeesten doen denken.
In ons land bestaan dergelijke jachten slechts bij eenige en zeer dun gezaaide kasteelheeren; in Engeland vindt men ze veelvuldiger en het tafereel is ook aan een der vorstelijke parken van dat land ontleend.