regeering van Frans I, hervatte men het gebruik van tijdens Lodewijk VI: men zette het etens uur andermaal op 9 ure 's morgens. Het avondmaal werd tusschen 5 en 6 ure opgediend, en men legde zich nogmaals vroeg in de veêren.
Dat was, volgens een gerijmden grondregel, het middel om 99 jaar oud te worden.
Lever à cinq, diner à neuf,
Souper à six, coucher à neuf,
Font vivre d'ans nonante-neuf.
Gedurende de 1 6e eeuw was het etens-uur, in welkdanig huis van Parijs ook, tusschen 10 en 11 ure, terwijl het avond-eten ten 6 ure werd opgediend. Na dit laatste uur deed de welhebber en de edelman eene wandeling, tot dat de klok der Sorbonne 9 ure sloeg.
Van dat oogenblik waren de straten van Parijs in het donker gehuld, en zoo eenzaam als die van een kempisch dorp. Wat verschil, van toen met nu! Sully vertelt in zijne Mémoires, dat hij na 6 ure geene zaken meer verhandelde. Hij deed zelfs de deuren van zijn prachtig verblijf sluiten, en opende slechts voor een boodschapper des konings. Van 6 tot 10 ure werd er dus aan geen staatszaken meer gedacht.
Tijdens Hendrik IV was het etens-uur ten elven, en slechts in de eerste jaren van Lodewijk VIII werd 12 ure weêr de mode.
Het is omtrent dien tijd, zegt een schrijver, dat er eene gewoonte ontstond, die geen spoor in onze dagen heeft achtergelaten. De burgersfamiliën verzochten elkander op zon- en feestdagen ten eten; doch ieder genoodigde bracht zijne schotel, of, zoo als men zegde, zijne salmigondis meê. Dat geleek zeer goed naar onze pique-nique.
Niet zelden gebeurde 't, dat verscheidene genoodigden dezelfde spijze aanbrachten, terwijl andere hoogst noodige schotels ontbraken; doch dit juist gaf aanleiding tot vroolijkheid.
Onder Lodewijk XIV bleef de etenstijd op 12 ure gesteld. Immers Boileau zegt, nadat hij bij een bourgeois ten eten was gevraagd: Y court midi sonnant, au sortir de la messe. Dewijl de koning ten twaalven at en de hovelingen, ook gedurende den maaltijd, hun hof hadden te maken, gebruikten zij het noenmaal ten 2 ure. Dit gebruik werd, ook buiten het paleis, gevolgd en uit den adel daalde het spoedig tot in de burgerij af.
In de 18e eeuw zette men zich niet voor 2 ure aan tafel.
In Holland was ook het gebruik van 11 ure in voege; immers, toen Peter-de-Groote in 1717 te Parijs kwam, na een betrekkelijk lang verblijf in Holland, deed hij op dat uur zijn maal opdienen.
Van lieverlede nam men het maal om 3 ure, helgeen, ofwel het avondeten deed afschaffen of tot later in den avond verschuiven. Tijdens Lodewijk XV liet men de zaak, zoo als zijn voorganger die overgeleverd had. Men bepaalde echter het avond-eten op 9 ure.
Onder de regeering van Lodewijk XVI dineerde men ten 2 ure, en het komediespel duurde van 5 tot 9 ure. Mevrouw de Necker, die zich ten 4 ure aan tafel zette, verwekte door dat late uur zeer veel opspraak.
De regeling van het werk in de openbare besturen, zoowel als het verlichten der straten van Parijs, het veelvuldiger gebruik van rijtuigen hebben het etens-uur aanzienlijk gewijzigd. De beambten der bureelen, die vroeger werkten van 9 tot 12 en van 3 tot 9, zouden voortaan slechts van 9 tot 4 bezig zijn. Vandaar dat zij eerst tusschen 5 en 6 ure middagmaalden.
Dit gebruik werd weldra door velen uit de burgerij gevolgd. De omwenteling liet, ten minste, dit uur bestaan. Tijdens Robespierre was het ctens-uur op 6 ure bepaald, en ofschoon men thans op alle uren, na twaalven 's middags, dineert, is zulks het meest algemeen tusschen 5 en 7 ure.
In de Nederlanden volgde men ongeveer dezelfde beweging, ten minste in Brussel; in de overige steden en vooral ten platten lande kwam daarin schier geene verandering voor. Men middagmaalde in de 16e eeuw ten 11 en 12 ure, zoo als men dit nu nog ten 12 ure doet, daargelaten in de groote steden.
In de 16e eeuw dronk de heer, bij zijn ontbijt, gewoonlijk ‘rijnseen alsemwijn,’ terwijl de dienstboden zich met bier mochten verkwikken. Het noenmaal werd ten 11 en hoogstens ten 12 ure gereed gemaakt, zegt Dr. Schotel.
In onze dagen eindigt de dag niet zoo als in vroeger eeuwen, bij het ondergaan der zon: wij zijn er in gelukt den dag, juist niet tot ons lichamelijk voordeel, te verlengen, en alzoo kunnen de etens-uren gemakkelijk worden verschoven. Wie weet of men nog niet te middernacht dineeren zal!