Rondom ons.
De Locomotief.
Hoe dikwijls hebt ge dat werktuig over de spoorbaan zien voort snellen; hoe dikwijls heeft het u des avonds, als het snuivend, brullend, dommelend en van twee gloeiende oogen voorzien, op u aankwam, een oogenblik onthutst, en echter hebt gij wellicht nog nooit nagespoord wie dit nijverheidswonder in de wereld bracht?
Wij schrijven niet voor geleerden; wij schrijven voor het volk: - om hooger gemelde en zoovele andere vragen van dien aard te beantwoorden, zullen wij in eene reeks artikels, eenige bijzonderheden meêdeelen, over hetgeen er het meeste rondom ons plaats grijpt, en alzoo met den lezer den eersten stap op het wetenschappelijk terrein doen, die hem wellicht tot leidsman, bij verdere opzoekingen, zal zijn.
Wie is de uitvinder der locomotief? Algemeen zegt men Georges Stephenson, en dit ook zoo; doch waar is het wat zijn zoon Robert Stephenson zegde, in eene vergadering te New-Castle: ‘wij hebben de locomotief niet te danken aan één man, maar aan de inspanning van gansch een volk van werktuigkundigen.’
Inderdaad nu bracht deze, dan gene eenig voorwerp in de machinerie voor den dag, en eindelijk gelukte het aan een kundig man, uit al die verschillende bestanddeelen, dat wonderbaar geheel samen te stellen, hetgeen aan de noodwendigheid van de dienst beantwoordde.
Zekeren Trevithick, vroeger mijnwerker in Cornwallis, later ingenieur, vond een der belangrijkste toepassingen van het werktuig in 1802 uit. Hij nam met Vivian een octrooi van een wagen, die, onder ander, in de fabriek van Marthijn Rydvil, in gebruik was, en waarmeê men ‘200 centenaars ijzer en verscheidene personen voorttrok, en een afstand van twee geographische mijlen in een drie vierde uur aflegde.’
In Amerika leverde Olivier Evans insgelijks eene locomotief; doch Georges Stephenson bracht in 1814 den eersten, doelmatigen stoomwagen te voorschijn. ‘Desniettegenstaande, zegt een schrijver, bleef men nog langen tijd in twijfel, om, in plaats van de beweegbare locomotieven, liever stilstaande te gebruiken, die de personen en goederentreinen van station tot station, met touwen, die over trommels liepen, zouden voorttrekken.’
Eerst in 1829 en 1830 was het raadsel opgelost: Stephenson leverde in het eerstgenoemde jaar, de Packet, die in alle prijskampen de overwinning behaalde, en welhaast op den spoorweg van Liverpool naar Manchester, bewijzen van degelijkheid gaf.
Georges Stephenson was een arbeidersjongen en werd in 1781, in het dorpje Wylam - een dorp van kolenwerkers - geboren. Reeds als kind knutselde hij aan waterraden en windmolentjes, en bootste de machinen na, welke hij in de mijnen van zijn dorpje zag bezigen.
Geld verdienen was eene drijfveêr bij hem; ook nam hij alles bij de hand: werk op den akker, gelijk het hoeden van schapen, ten einde een stuivertje te verdienen. Op zijn 17e jaar was hij wachter bij eene stoommachine; op zijn 19e ging hij naar de avondschool om te leeren lezen en schrijven. Behalve van zijn dagwerk, verdiende hij ook geld als schoenmaker, lijstenwerker en eindelijk als horlogiemaker.
In 1802 trouwde Stephenson ‘en, zegt een schrijver, nu zat hij des avonds naast zijne jonge vrouw bij afwisseling, schoenen te flikken en horlogiën te repareeren.’ Weet ge wat hem destijds plaagde? Juist wat er reeds velen ten onder of in het zinnelooshuis heeft gebracht: - hij beproefde het daarstellen van een werktuig met eene eeuwigdurende beweging.
Toen hij in 1805 zijne vrouw verloor, bleef Stephenson met zijn eenigen zoon Robert over: zijne drift om voor dezen een fortuintje te vergaêren, werd nu nog grooter, en die weg werd hem geopend, dewijl hij er in gelukte eene machine, die het water uit eene mijn moest pompen en stil stond, andermaal in werking te brengen. De werkman werd voor die behendigheid ingenieur, en erlangde het toezicht over de machineriën der mijn.
Met reuzenstappen ging nu Stephenson in zijn vak vooruit, en werd een der beroemdheden van onzen tijd. Volharding, dat was een groot woord in het leven van dien arbeider. Als Georges Stephenson aan jonge lieden, een goeden raad wilde geven, zegde hij gewoonlijk: ‘doet wat ik deed - houdt vol.’