Versailles geplaatst, waar het echter niet ontbreekt aan wat men croûtes noemt, zelfs nog niet sprekende van eenige schilderingen, toepasselijk op den zich vergodenden Lodewijk XIV.
Yvon heeft uit Rusland een rijken schat van teekeningen meêgebracht; hij doorgrondde daar het huiselijke en godsdienstige leven der Moscovieten, en leidt ons ditmaal aan den openbaren weg, waar beêvaartgangers voor een kapelleke der H. Maagd knielen. De russische wegen zijn rijker met dergelijke godsdienstige teekens bezet, dan wel onze afgelegen vlaamsche dorpen, waar de verfranschende geest nog niet is doorgedrongen.
De H. Nicolaas en de Moeder Gods worden in Rusland het meeste vereerd. De laatste heeft een ontelbaar getal vereeringsplaatsen. Die langs de openbare wegen zijn ruwe, planken kapellekens, waarin het beeld geborgen is en dat, in het schoone jaargetij, met bloemen versierd wordt.
De Russen zijn schismatieken, dat zijn van de Katholieke Kerk afgevallenen, zoodat hunne godsdienst in vele punten nog met de onze overeenkomt, ofschoon zij, door het gouvernement bestuurd en als staatkundig middel gebezigd wordende, meer en meer wijzigingen ondergaat en immer van de gebruiken, in de katholieke godsdienst aanwezig, tracht af te wijken. Men begrijpt lichtelijk waarom: men wil den terugkeer tot Rome des te moeilijker maken.
Om tot de Mariabeelden terug te keeren, merkt een schrijver van de verleden eeuw op, dat negen op de tien der aangezichten van Maria en het kind Jesus in Rusland zwart of taankleurig geschilderd zijn, ‘en 't is,’ zegt hij, ‘niet onwaarschijnlijk dat zij, dus doende, ons een rechtmatiger denkbeeld geven van haren persoon, dan Raphaël of Guido dewijl de syrische vrouwen in Palestina, aan de zonnestralen blootgesteld, noodwendig eene bruine kleur moeten hebben.’