De Belgische Illustratie. Jaargang 6(1873-1874)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 't Is maar een wissewasje. Een scheepskaptein, een oude rob, Een afgod der matrozen, Had nooit gevreesd op 't pekelsop, Bij storm of waterhoozen; Hij floot, hoe slecht de zaak ook stond; En tienmaal daags kwam 't uit zijn mond: ‘'t Is maar een wissewasje!’ Een passagier, die maar aan boord Amandlen zat te knabblen, Begon die spreuk, zoo vaak gehoord, Heel aardig na te babblen. Bij elk geroep, bij elk gefluit Riep Lorretje heel droogjes uit: ‘'t Is maar een wissewasje!’ Eens werd het vaartuig op een klip Bij fellen storm gesmeten; En wat men deed, het koppig schip Wou van geen stuur meer weten. ‘Het is te laat! Verloren boêl!’ Riep al het volk, doch Lorre koel: ‘'t Is maar een wissewasje!’ En daaglijks hooger steeg de nood; Het schip stond op een zinken, Men had gebrek aan vleesch en brood En niets meer om te drinken. De kapitein schudt droef den kop, Maar Lorre schreeuwt met leêgen krop ‘'t Is maar een wissewasje!’ Het laatst gevogelt is geslacht; Niets rest er meer te bikken. Men heeft aan Lorre wel gedacht, Maar durft er niet van kikken. Daar grijpt hem ook de kapitein, En Lorre zong zijn laatst refrein: ‘'t Is maar een wissewasje!’ Germania's. B. van Meurj. Vorige Volgende