De Belgische Illustratie. Jaargang 6
(1873-1874)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– AuteursrechtvrijDe Groote St. BernardsbergGa naar voetnoot(1).
| |
[pagina 391]
| |
geestelijkheid, adel en volk slechts ééne stem op, de stem van allen, om Bernard tot de waardigheid van diaken te verheffen. De berg, vandaag onder den naam van den Grooten St. Bernard bekend, was, in de middeleeuwen, schier de eenige weg welke door de pelgrims, die uit Frankrijk en Duitschland naar de Eeuwige Stad reisden, gevolgd werd. Thans is die weg verlaten, tenzij door de talrijke werklieden, die ieder jaar door Wallis en Savoie reizen, om zich van Italië naar Frankrijk, of van Frankrijk naar Italië, te begeven. Ten tijde van den H. Bernard van Menthon was dit gebergte eene schuilplaats van roovers, die den reiziger uitplunderden, de pelgrims vermoordden, of deze onder de neêrgestooten rotsblokken verpletterden. Er bestond ter plaatse een tempel, aan Jupiter toegewijd, die aanbidders uitlokte. Het gelukte den Heilige het afgodsbeeld neêr te werpen en de moordenaars te verstrooien. Dat was niet genoeg. Hij besloot op den top des bergs eene schuilplaats te openen, waar de reizigers en pelgrims verzekerd waren eene vriendenhand te vinden, om hunne uitgeputte krachten te verlevendigen en hen op den gevaarvollen tocht bij te staan. Dat was voorwaar een stout ontwerp. Hoe zou men het uitvoeren? Hoe was het mogelijk de noodige bouwstoffen tot op die hoogte bijeen te voeren? En als nu het Godshuis zou gebouwd zijn, waar dan mannen gevonden die er zouden in toestemmen, zich, uit louter opoffering, de dienaars der anderen te maken? De liefde tot God en den evenmensch, kent het woord ‘onmogelijk’ niet..... Het Godshuis werd opgericht. Rijke vreemdelingen, die naar Italië reisden om Rome te bezoeken, voegden hunne offerhanden bij die van de inwoners des lands. De aartsdiaken verkocht al zijne bezittingen, en zijne bloedverwanten, door zijn voorbeeld getroffen, deden ruime giften. Ook de personen, om het Godshuis te bedienen, werden gevonden. De H. Paulus had gezegd: ‘vergeet de herbergzaamheid niet en beoefen haar’ en de Zaligmaker had van de herbergzaamheid een recht op het eeuwige leven gemaakt: ‘ik zocht een dak en gij hebt mij opgenomen.’ De heilige stichter had zich voortdurend op den berg willen vestigen, daar waar zijn hart en zijne bezorgdheid hem riepen; doch de bezigheden van het aartsdiakonaat eischten zijne aanwezigheid te Aoste. Had hij een oogenblik rust, dan toch begaf hij zich naar zijn beminden berg, om er bij zijne dierbare monniken te vertoeven, hen aan te moedigen en te besturen. De nieuwe inrichting had de goedkeuring des Pausen nog niet bekomen. Noch zijne hooge jaren, noch de vermoeienis van eene lange reis, waren een beletsel voor den aartsdiaken, om in persoon naar Rome te gaan. Paus Joannes XVIII, die destijds den Stoel van Petrus bezette, ontving hem met al de liefde en achting, welke hem verschuldigd waren voor zooveel diensten aan Kerk en menschdom bewezen. Niet alleen keurde de Paus de nieuwe instelling goed, en gaf haar zijn apostolischen zegen, maar hij plaatste haar onder de rechtstreeksche bescherming van den H. Stoel. Eene gemakkelijke reiskoets staat te Martigny voor ons hotel. Wij stappen in en zijn op weg naar het beroemde Godshuis. Men rijdt in den aanvang door een eng dal, in welks diepte de Dranse bruist. Groote steenblokken hinderen haren loop. Het water schijnt vertoornd, bruist opwaarts en loopt verder. Te Saint-Branchier rijdt men het dal van Entremont in; dit laatste maakt, door zijne weelderige weilanden, een aangenaam kontrast met de wilde en armzalige natuur, welke men pas verlaten heeft.
(Wordt vervolgd.) |
|