The Kew of Richmond.
Hebt gij ooit een zondag te Londen doorgebracht? Het zou onmogelijk zijn u iets doodscher voor te stellen dan de wereldstad, waar de beweging op den gewonen werkdag u echter duizelig maakt. ‘De rijtuigen,’ schreven wij elders, ‘gisteren ontelbaar, zijn nu schaarsch; die, welke wij ontmoeten, kruipen of liever rijden met eene kwakerachtige statigheid; de paarden, die gisteren, niettegenstaande hunne houterige magerheid, door de straten vlogen, als hadden zij stoom in het lijf, loopen nu op een eerbiedig drafke, den kop gebogen, alsof zij de evangelische traktaatjes wilden lezen, waarmeê de vromen in Engeland den grond bezaaien, tot bekeering aller zondaren.’
Te Londen is het inderdaad op een zondag niet hoûbaar; wie acht dagen in die dompige, mistige lucht geleefd heeft, verlangt naar de frissche natuur, naar wat groen, wat helder water, wat bloemen en wat vogels Wie ook blijft er in Londen? De wereldstad is uitgestorven. De spoorweg en de stoombootjes vervoeren duizenden en duizenden naar Kew, Richmond en Hampton-Court - altemaal juweelen op den engelschen kroonband, want alle die plaatsen waren voorheen vorstelijke verblijven en zijn nu parken, waar de groote souverein, ‘het volk,’ zich verlustigt.
Na eene gansche week in het muffe kantoor geslaafd en gezwoegd te hebben, ademt de Engelschman zondags de frissche lucht in onder de hooge boomen, op de heuvelklingen, op den boord der meeren, de Londenaar leeft op dien dag buiten en keert des avonds naar de hoofd-