De Belgische Illustratie. Jaargang 6(1873-1874)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het burchtslot aan 't meer. Zaagt gij nooit dat hooge burchtslot Op de rots aan 't blauwe meer, Waar met goud omzoomde wolken Boven zweven, heen en weer? Nu eens schijnt het neêr te dalen In den spiegelheldren vloed, Dan weêr statig op te stijgen In der avondwolken gloed. ‘Ja, ik zag dat hooge burchtslot Op de rots aan 't blauwe meer; Maar het lag gehuld in neevlen, 't Maanlicht scheen er droef op neer.’ Hoordet gij de golfjes dartlen Met een klaterenden klank, En de hooge zaal weergalmen Van muziek en feestgezang? ‘Neen, geen golfje hoorde ik klaatren, Stil was 't buiten, doodlijk stil - En daar binnen hoorde ik jammren En der droefheid rauwen gil.’ Zaagt gij niet de koninginne, Leunend aan des konings zij'; Beide schittrend van juweelen In hun purpren feestkleedij? Zaagt gij daar geen Jonkvrouw pronken, Als een roos zoo schoon en frisch, Naast heur ouders, van wier krone Zij de rijkste parel is? [pagina 324] [p. 324] ‘Ja, de vorstlijke ouders zag ik, Niet in purpren feestkleedij, Maar in rouwgewaad gestoken... 'k Zag geen Jonkvrouw aan hun zij'.’ B. van Meurs. Vorige Volgende