De Belgische Illustratie. Jaargang 6
(1873-1874)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– AuteursrechtvrijDe zoon van den Scald.
| |
[pagina 304]
| |
er een verschrikkelijk gevecht. De graaf heeft zijn zwaard in de schede gestoken en insgelijks zijn bijl gegrepen; hij wil met gelijke wapens strijden. De bijlen vliegen schitterend en bliksemend door de lucht en vallen met een schokkend geweld op de ijzeren harnassen. Het zweet zijpelt den strijderen van het voorhoofd, door een zwaar vizier beschermd. Ranehar vecht met al de woede van den haat en de wanhoop. Door zijne onstuimigheid als het ware verblind, weet hij geene regelmaat in zijne slagen te brengen. Aper is kalmer; de ouderdom heeft zijn edel voorhoofd verhoogd en zijne haren besneeuwd; in het wapenkleed is hij oud geworden. Toch heeft hij nog de kracht van den jongen krijger, en voegt bij deze de ondervinding der zoo vaak te boven geworstelde gevaren. Ranehar verdubbelt zijne pogingen; hij zwenkt met eene schrikwekkende snelheid rond graaf Aper; het zand stuift in stofwolken onder zijne voeten op. Aper altijd kalm genoeg om de beweging zijns vijands te bespieden, ontwijkt met behendigheid elken slag. Hij toch doet niet, zoo als zijne tegenpartij, nuttelooze aanvallen; doch op het oogenblik dat Ranehar weêr zijne bijl in de lucht zwaait, valt die van Aper met verpletterende kracht op het hoofd zijns vijands neêr. Ranehar wankelt en valt; in een stroom bloed ontvliedt zijne ziel het lichaam. In het diep der vlakte had middelerwijl eene verschrikkelijke slachting plaats. Veertig lijken van saamgezwoornen lagen badend in hun bloed op den grond. Sigewald lag aan den voet van den heiligen eik; een bijlslag kliefde zijn schedel. De ongelukkige had den afval des zoons van Warnaker niet willen overleven; de grijsaard vereenigde zich met de strijdende Franken, en een zwaard gevraagd hebbende, stierf hij in de hoop van naar zijne goden, in het Walhalla, te gaan.
de abdij van aulnf.
De saamgezwoornen hadden zich met een bewonderenswaardigen moed verdedigd; de bepaalde wil van liever te sterven dan zich over te geven, had hunne krachten verdubbeld, en meer dan een aanvaller had het met den dood betaald. Negen der saamgezwoornen verdedigden zich nog. Aan hun hoofd stond Bartaold. Met woord en daad wakkerde hij hen aan. Men gelukte er in hen te omsingelen, echter niet zonder dat zij eenige mannen ter neêr sloegen; zij werden geboeid en naar Trajectum gebracht. Graaf Aper trad, bedroefd en nadenkend, aan het hoofd van zijne gedunde bende; hij betreurde een zegepraal die het leven aan zooveel dapperen kostte; maar toch wenschte hij zich geluk, wellicht het Christendom en het koningdom in Gallisch-België gered te hebben. Hij had aan Theodardus moeten beloven, geen bloed te zullen vergieten en vooral het leven van den ouden Sigewald te sparen. Helaas! ondanks hem was het een bloedbad geworden; zijn voorgevoel mocht hem niet misleiden: als men Franken voor zich had, moest men wel tot het uiterste overgaan.
(Wordt vervolgd.) |
|