[Nummer 36]
Mgr. Dr. Heinrich Forster.
De geschiedenis van Duitschland zal de namen van die mannen vereeuwigen, die te midden van lafheid, verraad, willekeur zich boven hunne beulen verhieven, door het lot te deelen van den grooten Meester, die zijn bloed liet voor de menschheid. Wij allen verlangen er naar, eenige levensbijzonderheden te vernemen van die helden, en het is daarom dat wij nu de pen hebben opgenomen.
mgr. dr. heinrich forster.
Daar het lot, dat nu reeds drie bisschoppen getroffen heeft, in het verloop van tijd allen zal treffen, is het ook hetzelfde, wien wij het eerst nemen en daarom kiezen wij Mgr. Dr. Heinrich Förster, prins-bisschop van Breslau.
Onder de bisschoppen van Duitschland verdient hij echter wel eenigzins de eerste plaats, omdat zijn bisdom het grootste is van Europa en onmiddellijk onder den Paus staat. In Pruisen en Oostenrijk gelegen, strekt het zich van de Oostzee tot de Karpaten uit, en omvat meer dan anderhalf millioen katholieken. Ook naar zijnen persoon bekleedt Mgr. Förster eene eerste plaats tusschen de bisschoppen.
Den 24 November 1800 in Groslogau geboren, bezocht hij het gymnasium daar ter stede en werd naderhand op de universiteit te Breslau door den beroemden redenaar Dereser aangespoord zich aan het priesterschap toe te wijden. Zijne groote begaafdheid kwam reeds aan het licht, toen hij, nauwelijks 25 jaren oud, als kapelaan te Liegnitz werd aangesteld; nog meer echter in Landeshut, waar protestanten naar zijn preêken kwamen hooren, zooveel te meer omdat hij toen reeds door zachtheid en weldadigheid, door wetenschappalijken vorm en kunstzin, zijne omgeving zocht te boeien.
Toen was de Kerkvervolging nog niet uitgebroken en overal heerschte godsdienstvrede. Ja, wie zou het bijna gelooven, dat de moedige aartsbisschop te dien tijde in vriendschap verkeerde met den vader en grootvader van den tegenwoordigen kerkvervolger, Dr. Falck, ja, dat hij over den vader van dezen laatste de lijkrede heeft uitgesproken, die later om hare voortreffelijkheid in druk verschenen is.
In het jaar 1837 als domheer, eerste domprediker en inspecteur van het prins-bisschoppelijk diocees aangesteld, vertrok hij naar Breslau, waar de roep van zijne welsprekendheid duizenden aanhoorders van de meest verschillende gezindheid uitlokte.
Altijd strijdend voor de leer der Kerk, nauwlettend op de plichten van zijn ambt, om zijne geleerdheid zelfs door zijne vijanden geacht, won hij spoedig de gunst van den prins-bisschop, kardinaal Melchior von Diepenbrock, dezelfde die, even als later zijn broeder van Snieders, verschillende vlaamsche novellen van Couscience in 't duitsch overbracht, vergezelde dezen naar den duitschen Rijksdag in Frankfort en nam zijne plaats in op de Synode der duitsche bisschoppen te Würzburg, waar toen reeds de scheiding tusschen Kerk en Staat, die nu in Duitschland met geweld is doorgedrongen, van kerkelijke zijde veroordeeld werd.
Den 19 Mei 1853 werd hij, na den dood van kardinaal Diepenbrock,