Couillet en zijne werkhuizen.
Op ongeveer drie vierde uurs van Charleroi, aan de Sambre, ligt Couillet, met zijne smeltovens, nagelfabrieken, smederijen, koolputten, met zijn spiegelfabriek - kortom, eene gemeente welke in nijverheidsinstellingen wedijvert met Chatelineau en Monceau-sur Sambre.
Al die gestichten hebben in de laatste twintig à dertig jaren eene ontzagwekkende uitbreiding genomen, en men zou zich moeilijk een denkbeeld kunnen vormen van 't geen de werkdadigheid aldaar, op dit oogenblik is.
Deze drie nijverheidsplaatsen zijn in een voorheen prachtig dal gelegen, doch dat door de uitbreiding der industrie veel van zijn natuurschoon heeft verloren. Ziehier hoe dit dal in les délices de la Belgique, een boek dat eenige jaren na de omwenteling van 1830 verscheen, beschreven werd.
‘Hier ziet men vruchtbare hellingen, daar een schilderachtig op de hoogte gelegen gehucht, ginds een reusachtige smeltoven, dorre rotsen of bosschen. Soms breidt de gezichteinder zich uit en het oog volgt in de verte de rivier, die haar zilverig nat door de weide stuurt.’
Men zou schier denken zich in een landschap op het eiland van Calypso te bevinden!
‘Des nachts,’ zegt de beschrijver, ‘biedt zich een indrukwekkend schouwspel aan: de ovens gloeien en de weêrschijn, die op den omtrek valt, geeft aan dezen eene nieuwe bekoorlijkheid.’
Die laatste beschrijving is waar, doch dat schouwspel heeft niets bekoorlijks, maar wel iets fantastisch, of liever iets dat ons onwillens de helsche scheppingen van Dante te binnen brengt. Men moet dit vuurwerk zien, om er zich een juist denkbeeld van te maken.