De eikenboom van Liernu.
Even als in een aantal gemeenten onzer provinciën, treft men in het Walenland, boomen van een overgrooten ouderdom aan en die, om zoo te zeggen, als gedenkteeken in eere worden gehouden. Onder deze mag voorzeker de eikenboom van Liernu, bij Namen plaats nemen.
Aan dien boom schrijft men eenen ouderdom van duizend jaren toe: hij zou dus, van in het diep der middeleeuwen tot op onzen tijd, al veel veranderingen hebben zien ontstaan. Tien eeuwen kunnen wel overdreven zijn, doch zeker is het, dat de eik van Liernu eeuwen en eeuwen telt.
Op hem mag men de sierlijke verzen toepassen, waardoor Reiner Snieders, den reusachtigen beukenboom, op het buitengoed van den Heer Boone, te Turnhout, onder ander bezong:
Maar kindren stoeien rond uw wortel,
Gij hoort des grijsaards laatste zucht,
Gij laat hen allen, allen achter
En leeft en groeit; gij blijft de wachter,
De trouwe wachter van 't gehucht.
De eik van Liernu staat tusschen de kerk en de pastorie in. De stam is, waarschijnlijk door den bliksem, op zekere hoogte gebroken; toch heeft het geheel een schoon, regelmatig en indrukwekkend aanzien. Op den grond is de eik 12 meters en 40 centimeters in den omtrek; op eene menschenhoogte 8 meters 80 en aan de takken 7 meters 80.
De kruin heeft een omtrek van 52 meters; de hoogte van den boom zelven is 16 meters, terwijl de holte in den stam gemakkelijk van zes tot acht menschen bevatten kan; de omtrek dezer holte is overigens 8 meters 80 centimeters.
Op de geheele lengte van den stam, bemerkt men eene onregelmatige spleet, die beneden eene eenigzins ogivale deur vormt.
Eenige jaren geleden had de gemeenteraad van Liernu den grond, die de eikenboom beslaat, voor deze of gene bouwing noodig en besliste den ouden ‘wachter’ neêr te hakken. Doch gelukkig had Liernu destijds een pastoor, die eerbied voor dat gedenkteeken koesterde. De Eerw. heer Savinien erlangde de tusschenkomst van den gouverneur de provincie, den heer Lebeau, en deze ontzegde den burgemeester het recht den boom neêr te slaan.
De boom werd alzoo gespaard. Beter dan dat; de pastoor plaatste in de holte een St. Antoniusbeeld en sloot den ingang met een hekken. De holte, die vroeger gediend had tot verblijf van allerlei soort van nachtgevogelte, tot speelplaats der kinderen en tot slaapsteê en keuken van dit of dat Bohemertroepje, werd nu eene soort van kapel en juist daardoor werd de boom meer en meer een voorwerp van vereering.