Juiste rekening.
De teekenaar van dit eenvoudig tafreeltje moet een fijn opmerker zijn. Ziet eens hoe goed aandachtig dat kind het overschietende geld telt. Hoe natuurlijk het in zijn hoofd narekent of het geen enkel der tien of twaalf artikelen, door de meesteresse opgegeven, vergeten heeft en de rekening juist is!
Alles zegt ons inderdaad, dat de rekening juist is; ja, 't is enkel uit puntige nauwgezetheid dat het meisje nog eens natelt, alvorens binnen te treden en te hooren zeggen; ‘geef rekening van uw hofmeesterschap.’
Wenscht gij niet, lezer, als gij eens, misschien binnen zeer kort, voor den dorpel staat welke nooit iemand terug over stapt - wenscht gij niet, bij het narekenen van het debet en credet uws levens, ook te mogen zeggen even als dit kind: ‘De som komt uit; ik heb niemand te kort gedaan; ik draag geen onrechtvaardigheid in mijn korf en er brandt mij geen oneerlijke halve cent in de hand.’
Wel hem, die zoo spreken mag!
Velen wiegen hun geweten in slaap, als zij hunnen evenmensch iets hebben onthouden of hem valschelijk hebben afgetruggeld wat hem wettig toekwam; zij wiegen het in slaap met te zeggen: ‘dat is handel!’ Doch een onrechtvaardig verkregen snipperke papier, zal u wegen, verpletterend wegen als gij voor den dorpel staat, waarachter de rechter zetelt, die eens u zeggen zal: ‘geef rekening van uw hofmeesterschap.’
Neen, dat is geen handel!
Waarheid is 't wat het spreekwoord zegt: vele fortuinen zouden hunnen oorsprong willen verbergen, zooals de Nijl die verbergt! Doch voor de noodlottige deur staande, zullen er weldra geen verborgenheden meer zijn, en 't zal hem, die willens en wetens schuldig is, eeuwen en eeuwen verwijtend in de ooren klinken: ‘Uwe rekening is niet juist bevonden.’