[Nummer 33]
De brief aan Hans of aan Huib.
Het moet er toch eens van komen! Ja, zij moet van daag zelf antwoorden op den brief van Hans, die haar uit Brussel geschreven heeft, dat, al werd hij morgen kornel of generaal, hij toch zijn Truike trouwen zou, zoo haast hij van de ‘soldaten’ weerkomt.
Was het enkel de brief van Hans; maar 't is vooral de brief van Huib, die de oplossing moeilijk maakt. Wil Hans generaal worden, Huib, al is hij nu maar knecht bij een ossenboer, beweert, dat, wanneer zijn oom niet trouwt, bij zijne eerste gedachte blijft en doet wat de menschen gewoon zijn te doen - dat is eens sterven, hij gansch zijn groot ‘gedoei’ erven moet.
De keus ligt dus tusschen den generaal en den grooten eigenaar - en, rechtuit gezegd, wie zou niet twijfelen in de keus!
Overigens de noodige wapens zijn aangeschaft: voor een cent papier, voor een cent inkt in een medecijn-fleschje, voor een cent pennen en een rood ‘ouveltje’ op den koop toe. Het hoekske van het schommelhok, waar niemand haar zoeken zal, wordt uitgekozen; de bessem is ter zij gezet - en het groote, het halsbrekende werk vangt aan.
Aan den slag! Eens aan den gang, zal alles van zelve gaan. Ai! een inktklad! De tong dient voor spons en laat eene breede blauwe streep op het papier achter. Doch als nu dààrop gezien wordt, is de liefde klein!
de brief aan hans op aan huib.
‘Ik laat u weten den staat van mijn gezondheid en hoop van u hetzelfde; ware het anders, het zou mij van harte leed zijn....’ Nu, dat begin kan voor elken brief, voor dien van Huib gelijk voor dien van Hans, dienen. Nu dubt ze nogmaals: Generaal.... of eigenaar.... een en ander ligt in de toekomst voor haar bewaard.