De Belgische Illustratie. Jaargang 6(1873-1874)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Drie gedichtjes. I. Het stervende kind. Een weiflend lamplicht scheen op 't kindje, Dat doodziek in zijn wiegsken lag, En, met zijn half gebroken oogskens, Naar zijne lieve moeder zag. ‘Ai, moeder,’ klaagde 't, ‘moeder, moeder, Ai, help me, ik ril en sterf van koû...’ En 't reikte zijne maagre handjes, Droef smeekend, naar de droeve vrouw. En in den haard was vuur noch vonke; De vrouw, schier zinneloos van smart, Greep 't kind en drukte 't, om te warmen, Aan 't brandend, gloeiend moederhart. [pagina 253] [p. 253] aan de bron, naar e. hildebrant. [pagina 254] [p. 254] Maar 't moederhart kon 't niet bezielen; De rilling greep het feller aan, En bibbrend naar de huisdeur wijzend, ‘Zie’, riep het, ‘zie dien man daar staan!’ En 't klemde zich aan moeders boezem, ‘Zie,’ klaagde 't, zie daar is hij! Wis Mijn vader, en van wien gij zegdet, ‘Dat hij reeds in den Hemel is!’ Doch moeder, schrikkend, kon 't niet merken, En 't kind riep: zie, hoe zoet hij lacht! ‘Hij wenkt, hij nadert...’ Kindjes stemme Verstikte tot een flauwe klacht. ‘Neen,’ kreet de vrouw, ‘'k verlaat het nimmer!’ Terwijl zij 't kind aan 't harte sloot; Maar ach... zijn armkens vielen neder 't Bleef stom... beweegloos... 't kind was dood. II. Het Geheim. De ziel, aan 't aardsch gevoel ontheven, Neemt innig biddend hare vlucht Naar 't Heemlenveld, en luistert naar 't geheim Dat de eene ster tot de andere zucht. Geheim.... geschreven op de wolken En in 't diep van d'oceaan; Geheim.... geteekend op de bloemen, Die op de groene helling staan. Geheim.... geprent op berg en rotsen, En op den kleinen korrel zand; Geheim.... in 't vlokkend schuim der golven, Gestoven op het wijde strand. Geheim.... het bromt in 't donder buldren, Dat uit de zwangre wolken breekt; Geheim.... dat uit de wilde zeeën, Lijk uit het lied der vooglen spreekt. Geheim.... van in den schoot der aarde, Tot hooger dan de sterre vlot; Geheim.... een naam die. 't al doet siddren, Geheim.... de groote naam van GOD. III. Het Gebed. Ik weet een frissche bloeme bloeien; Haar geur verkwikt ons lijdend hart; De honig die uit haar komt vloeien, Is balsem tegen druk en smart. Ik weet een heldre sterre blinken, Ver boven 't schuim der woeste zee; Zij straalt op 't schip dat dreigt te zinken, En leidt het veilig in de ree. Die sterre met haar zilvren glansen, Die 't brooze schip van d'afgrond redt; Die bloem met geur en zoeten balsem, Is voor ons, Christnen.... HET GEBED. Kortrijk. Ferd. Cremmery. Vorige Volgende