Moederlijk geluk.
Gelukkig, overgelukkig is die jonge moeder, met den kleinen, woelzieken bengel op den schoot! Hij heeft den zilveren klater en den bal weggeworpen en verlustigt zich nu met zijne oudere zuster, terwijl de moeder met welgevallen de snelle bewegingen van den lieveling nagaat.
Het onderwerp is oud, misschien al te veel en te alledaags behandeld, en echter zien wij het altijd met eene zekere voldoening terug, ten minste als wij niet gedwongen zijn een paar dozijn moeders met kinderen, in ééne enkele tentoonstelling, te zien - zooals wel eens plaats had.
Wie aan moederlijk geluk denkt, moet ook aan het prachtige gedicht van Nicolaas Beets denken, en met dezen gevoelvollen zanger herhalen:
De moederliefde is onuitspreeklijk groot;
Een rijke bron die nimmer draalt te vloeien;
Een eeuwig vuur dat nooit ontbreekt te gloeien;
Een lang gebed van 't kraambed tot den dood.
En verder als hij tot de moeder zegt:
Welnu! eens zij dit borstsieraad uw kroon!
Eens moog' dat wicht uw ouderdom beschermen!
Thans hangt het zwak en machtloos in uw armen;
Hang eenmaal trotsch aan d'arm van uwen zoon!
Ja, dat is wel de droom van ieder moeder; doch helaas! hoe dikwijls wordt die droom te leur gesteld, en vergeldt de zoon, groot geworden, de eindelooze liefde der moeder met ondank, en is het juist hij, dien zij als de nagel harer doodkist zou moeten beschouwen!
Doch waarom dit stille en gelukkige tafereel, door eene nog verwijderde toekomst verdonkeren? Waarom, met die jonge moeder, niet genieten van het heden, zonder ons nog om de toekomst, die maar al te spoedig kan aanbreken, te bekommeren!