Van Swieten keerde in Augustus 1830, toen de oorlog geëindigd was, met de Willemsorde op de borst, naar het vaderland terug; hij bezat reeds den rang van eerste luitenant. De oorlog met België was uitgebroken; de jonge luitenant nam dan ook deel aan den Tiendaagschen Veldtocht, doch bleef niet langer dan tot 1834 bij het landleger: de werkeloosheid hinderde hem, hij ging weêr tot het indische leger over en werd kort na zijne aankomst te Batavia tot kapitein bevorderd.
In 1844 was hij tot den rang van luitenaut-kolonel opgeklommen, vier jaren later was hij chef van den generalen staf bij de tweede expeditie naar Bali, en nam als gouvernements-commissaris ijverig deel aan de bemoeiingen, om de moeilijkheden met Bali tot een goed einde te brengen.
Nog een jaar later werd van Swieten benoemd tot gouverneur der westkust van Sumatra, welke betrekking hij ook bleef bekleeden nadat hij in 1853 tot generaal-majoor was benoemd; hij moest haar echter vaarwel zeggen toen hij in 1858 als luitenant-generaal, commandant van het indisch leger, werd geroepen om de fouten te herstellen, die bij de eerste onderneming tegen Boni waren begaan.
't Schijnt dat de grieven die in het vorige jaar tegen den eersten tocht naar Atchin werden aangehaald, wel degelijk van toepassing waren op de mislukte expeditie naar Boni; generaal Knoop zegt dit ten minste onverborgen. Daarenboven is hij van oordeel dat het generaal Steinmetz, die, ofschoon beperkt in zijn gezag, opperbevelhebber was, aan krijgsdoorzicht ontbrak. Hij handelde niet doortastend, en liet, toen hij, om zijne verwonding, het commando moest neêrleggen, nog weinig hoop op gelukken achter. Zijn opvolger, generaal Waleson, bracht het er niet beter af. De regeering had, even als in het vorige jaar, een ongunstig jaargetij voor de onderneming gekozen, de opperbevelhebber wist geen partij uit zijne overwinningen te trekken en moest eindelijk zijn vreeselijk gedund leger den terugtocht doen aannemen.
Bij de tweede onderneming, die het jaar nadien plaats had, werd het oppergezag ook in staatkundige zaken geheel in handen van generaal van Swieten gesteld. De nieuwe opperbevelhebber had tegen de grootste moeilijkheden te worstelen, doch hij wist ze te overwinnen, en in vier maanden tijds was de oorlog op glansrijke wijze ten einde gebracht. ‘Hij had overwonnen,’ zegt generaal Knoop, ‘zonder dat zijne overwinning ontluisterd werd door iets, wat maar in het allerminste naar wreedheid en woest geweld zweemde; hij had beleid getoond, dapperheid, voortvarendheid.’
Na deze belangrijke gebeurtenissen bleef van Swieten nog twee jaren in Indië. Hij had toen den leeftijd van vijf en vijftig jaren bereikt, hij verlangde naar rust en verkreeg op zijn verzoek eervol ontslag.
Generaal van Swieten leefde stil en rustig in den Haag, omringd door de algemeene sympathie. In 1864 was hij tot lid der StatenGeneraal benoemd; verder tot aide-de-camp van koning Willem, lid van den Raad van State, enz. Daarenboven was de grijsaard, zoo als wij zegden, 67 jaren oud. Niettemin hoopte men, dat hij andermaal de zeeën zou oversteken, om te gaan recht maken wat anderen hadden verbroddeld.
De oude generaal gaf gehoor aan den oproep, hem toegericht. Daags voor het vertrek noodigde de minister Fransen van de Putte, den generaal den prins van Oranje, de vertegenwoordigers der vreemde Mogendheden, de leden van den Raad van State, aan een feestmaal. Schuimende toasten werden den grijzen soldaat toegebracht.
Toen hij den volgenden dag afstoomde, waren duizenden aan het station van den Haag vereenigd; de vivats berstten langs alle kanten los en vergezelden den grijzen generaal op zijn gevaar vollen tocht.
Wat in Indië is voorgevallen, sinds van Swieten naar Atchin toog, is algemeen bekend, want ieders aandacht is op dien belangrijken tocht gevestigd; wij mogen echter eene bijzonderheid niet verzwijgen, die bij de eerste belangrijke onderneming tegen de Atchineezen is voorgevallen. Bij de inneming van den Kraton, was het namelijk de oud-pauselijk zouaaf, C. de Rooy, van Wijk bij Duurstede, die de nederlandsche vlag op die sterkte plantte, eene daad, die hem het verlies van een zijner armen kostte. Zijn naam moet in eere gehouden worden, want hij heeft niet alleen de eer der vlag hersteld, maar daarenboven diegenen beschaamd gemaakt, welke eens aan de pauselijke zouaven het recht durfden betwisten, zich nog langer Nederlanders te noemen.