wakker en zij, opspringend, waren voorwaar wel verwonderd, dat die mannen, in hunnen notendop, de bulderende zee hadden durven oversteken om hen aan een stelligen dood, en het geteisterd vaartuig van eene totale vernieling te redden.
Op gegeven oogenblik, en toen het vaartuig los geraakte, nam de visschersboot den zwaren romp op sleeptouw, en bracht hem te Vlissingen binnen.
Dat is een onder honderden feiten. De zee is een boek, zegden wij in den aanvang, doch de daden van moed en zelfopoffering staan er niet in opgeteekend.
het boren der tunnels.
Laat ons nu voor een oogenblik naar het stadje terugkeeren.
Op een donkeren nacht, het was den 28 April 1870, werd er op de deur geklopt van de kleine woning van Maria de Langhe.
Het was een helsch weer: de regen en hagel kletterden snijdend neêr; de wind gierde over den dijk en langs de daken, geveltoppen en schoorsteenen van het stadje; de zee brulde en loeide alsof zij duin en stad andermaal in haren schoot ging begraven.
Het was middernacht. Twee werklieden kwamen Maria de Langhe bidden, smeeken hen te volgen tot gene zij de schuilhaven, die op geringen afstand van het stadje gelegen is, ten einde hulp en bijstand te brengen aan de vrouw van een der werklieden.
Wie is Maria de Langhe? Eene eenvoudige vrouw uit de volksklas, die, als veertienjarig meisje, bij wijlen Dr. Notebaert in dienst trad en op haar twintigste jaar, door dezen geneesheer in de vroedkunde onderwezen en ook gediplomeerd werd, en nu sedert jaren - zij kan thans zoo wat zeven-en-vijfiig jaren tellen - inderdaad, voor de arme visschersfamiliën eene andere Voorzienigheid is.
De nacht was zeker niet aantrekkelijk; doch Maria de Langhe heeft het gevoel van plicht in zoo hooge maat, dat er inderdaad iets heldhaftigs in haar is.
Het weêr was helsch, zegden wij, de nacht stikdonker. De dijk van Blankenberghe naar de in aanbouw zijnde schuilhaven, was met onregelmatig opgehoopte bouwmaterialen overdekt; bij volle daglicht was het zelfs, op sommige punten, onmogelijk aldaar te circuleeren.
Het was echter langs dien weg, dat de moedige vrouw, de houten barakken, aan gene zij de werken, moest bereiken.
Klouterend en tastend werd de weg voortgezet, toen eensklaps de voet van Maria de Langhe op een stuk hout uitschoof en zij ter aarde viel; zij gevoelde onmiddellijk dat er iets verschrikkelijks had plaats gehad; maar moedig zegde zij:
‘Wil mij opnemen om mij te ondersteunen; want mijn been is gebroken.’
De twee werklieden gehoorzaamden, en wilden haar nu in haar huis terugbrengen; doch zij antwoordde:
‘- Neen, mijn plicht vooraf. Uwe vrouw verkeert misschien in een gevaarlijken toestand. Breng mij bij haar; want het ware voor mij eene knaging, indien haar een ongeluk moest overkomen, bij gemis aan hulpmiddelen. Nadien zal ik mij wel laten bezorgen’ (letterlijk).
Vindt gij niet dat er iets heldhaftigs in dat antwoord is? De plicht sprak bij haar luider dan de pijn, de smart, het persoonlek behoud!
De twee mannen tilden nu de moedige vrouw op, en worstelden in dien ijselijken nacht, over duizende hinderpalen voort; op hunne armen gedragen, bereikte eindelijk Maria de Langhe, de houten barak en vond er de arme vrouw in een allerdroevigsten toestand. Zij, van hare zijde, verkropte de folterende pijn van het gebroken been.
Vier uren lang bleef zij daar. Men begrijpt in welke moeielijke houding. Eindelijk kon zij aan het vertrekken denken; doch hoe haar huis bereiken? De beide werklieden voerden die moedige vrouw op eenen kruiwagen in den nacht naar huis, waar zij drie maanden aan de zorgen van Dr. Verhaeghe bleef toevertrouwd.
Een tweede Voorzienigheid voor Blankenberghe, ja, dat is zij in elke bange omstandigheid geweest, en het gouvernement verleende haar dan ook de decoratie van 1e klasse - eene plechtigheid, die door al de aanwezige badgasten gevierd werd en waarbij de wijn, mild gegeven, ook mild gedronken werd.
Indien gij warme zeebaden denkt te moeten nemen, ga bij Maria de Langhe, vrouw P. van Wulpen, en gij zult er nog de prachtige geschenken zien, die, vooral door bemiddeling van Mevrouw de barones van Cromburghe, haar werden gegeven. Zij zal u nog vertellen... doch laat haar zelf de namen noemen van diegenen, welke tot dit echt volksfeest bijdroegen.
(Wordt vervolgd.)