Er liepen geruchten, dat men den grootvorst in Napels, in Parijs, in Brussel had gezien, in gezelschap der meergemelde Euphrosine.
In den vreemde was hij echter niet aan te houden en men zou hem met beloften moeten lokken, om op het russisch grondgebied terug te keeren.
Te Weenen werd Alexis eindelijk, door twee zendelingen van den czaar, betrapt.
Er ving eene diplomatie tusschen den grootvorst en de twee speurhonden, een kapitein der garde, Roumanzof en den keizerlijken geheimraad Tolstoï, aan; doch alle pogingen waren nutteloos: aan een terugkeer van den prins naar het vaderland was niet te denken.
Het voorgevoel van den prins, dat het hem daar slecht vergaan zou, was zoo groot, dat hij elk voorstel onvoorwaardelijk van de hand wees.
Beide vertrouwelingen maakten zich dan ook gereed, onverrichter zake, naar St. Petersburg terug te keeren.
Tolstoï had echter de kans gevonden, eene bijeenkomst met Euphrosine te hebben, en aan haar oor de muziek van een goedgevulden buidel goudstukken te laten klinken - en nu ten minste de vrouw begon te luisteren.
Niemand meer dan zij had invloed op den ongelukkige; zij alleen kon hem overhalen zich huiswaarts te begeven en zich in de handen van den czaar over te leveren.
Euphrosine greep de beurs met goud, en zij leverde dengene die zich voor haar grootendeels, in een poel van jammeren had gestort.
De grootvorst keerde naar Rusland terug; te Moskou werd hij aangehouden en in de gevangenis geworpen, die bij niet meer verlaten heeft.
Wel is waar weet men, dat hij beschuldigd werd van hoogverraad - er was inmiddels eene samenzwering ontdekt, in welke de zoon en de Russen van den ouden stempel, gewikkeld waren - door eene rechtbank van adellijke personen en popen, ter dood werd verwezen; dat hem dit vonnis den 5 Juli 1718, dus drie jaar na den gewaanden dood zijner gemalin, in tegenwoordigheid van zijn vader zelf werd voorgelezen; doch hoedanig dit vonnis werd uitgevoerd, weet men niet.
De hofgeschiedenis van Rusland, in vroegere eeuwen, is met zoovele geheimzinnige gruweldaden opgevuld.
In het publiek ging het door, als zou de grootvorst van ontroering, het gevolg van zijn proces, plotseling gestorven zijn en de czaar ging, met dikke tranen in de oogen, in persoon achter den lijkstoet.
Volgens andere beweeringen had de czaar in persoon, den prins het hoofd afgeslagen: - zeer mogelijk; de czaar had zich immers vroeger nog wel als beul aangesteld? Bij de strafuitvoering der oproerigen van 1698, vergat hij zijne waardigheid in zoo verre, dat hij vlak bij den blok kwam staan, op welken de saamgezworenen werden gehalsrecht, zoo dicht bij, dat een der veroordeelden, moedig en fier zegde: ‘ga uit den weg, Heer; ik ben het, die daar plaats nemen moet!’
Wij zullen echter niet aannemen, dat de vader zich in zoo verre aan den zoon vergreep.
Nog anderen zeggen, en dit wordt algemeen aangenomen, dat de grootvorst in de gevangenis om hals werd gebracht door een Duitscher, Weide genaamd, generaal in russische dienst, en, wonderlijk toeval of voorbeschikking! die Weide was in dienst geweest bij de zoo mishandelde prinses Charlotte!
(Wordt vervolgd.)