De St. Bernards-hond.
Hoe dikwijls werd de hond van den St. Bernardsberg door den schilder, door den dichter verheerlijkt! En echter ziet men nog altijd met voorliefde het tafereel, waarin hij voorkomt; hoort men met gespannen verwachting vertellen, wat men overigens reeds wonderdadigs van dit edele dier heeft vernomen.
De hond van den St. Bernardsberg heeft eene wereldberoemdheid, terwijl hij zoo treffend schoon bijdraagt, om het doel dat de heilige stichter van het klooster zich voorstelde, te helpen bereiken; omdat hij zelfs datgene verricht wat voor de menschelijke kracht onmogelijk zou gerekend worden.
Op een der hoogste punten van de bergketen, die Zwitserland, een deel van Italië, Frankrijk en Oostenrijk bedekt; daar waar de sneeuw eeuwen heugt en de plantengroei ophoudt, stichtte de H. Bernard van Menthon een klooster, een godshuis, dat voor den reiziger eene kostelooze schuil- en rustplaats wezen, zou.
Dit heilige gesticht wordt bediend door koorheeren der reguliere Augustijnen, die, afgezonderd van de wereld, schier niet weten wat er beneden, aan den voet des bergs, tusschen de woelzieke volkeren voorvalt, tenzij deze of gene reiziger hun eenig nieuws van beneden overbrengt.
Vooral in het saizoen der sneeuwvallen, bewijzen deze monniken overgroote diensten; dan, door hunne daartoe afgerichte honden vergezeld, doorkruisen zij de bergwegen, hellingen en toppen, en zoeken de reizigers op, die verdoold zijnde, onherroepelijk in de sneeuwwoestijn zouden omkomen
De honden van het St. Bernardsklooster leggen, in het opsporen der verdoolden, een instinkt aan den dag, dat men inderdaad geneigd is ‘verstand’ te noemen. Zoodra zij een reiziger in de sneeuw opsporen, heffen zij een beteekenend gehuil en geblaf aan, om de monniken, van welke zij zich tot op geruimen afstand verwijderen, te verwittigen.
Aan den halsband van het edele dier hangt een tonneke met wijn en een korfke met een stuk brood; de gevondene, indien hij nog eenige kracht heeft, kan zich dus onmiddellijk, en in afwachting van de komst zijner redders, verfrisschen en versterken.
Men begrijpt met welk zalig gevoel de ongelukkige, den St. Bernardshond ziet verschijuen, hij, die in de onmeetlijke sneeuwwoestijn was neêrgezakt en niet anders dacht, of hij zou daar den dood vinden!
Het tooneel, dat onze gravuur voorstelt, is nog treffender, dan hetgeen wij hooger veronderstellen: de hond heeft op zijnen tocht een kind, een jongske, gevonden. Het trouwe dier heeft den armen kleine, mis schien op zijnen rug en het vasthoudend met den muil, tot voor de deur van het klooster gebracht en hem daar neêrgelegd.
Men ziet aan de houding van den hond, dat hij luid en droevig huilt, om den kloosterling van zijne komst te verwittigen. Een oogenblik geduld! Welhaast zal de weldoende monnik, die tweede Voorzienigheid in die sneeuwwoestijn, 10 of 12000 voet boven de oppervlakte der zee verheven, te voorschijn treden en de knaap zal gered en aan zijne moeder en zijnen huiskring, teruggegeven worden.
Gij, die, met een onverschillig oog, de katholieke godsdienst voorbij treedt - zeg mij, hebt gij er al eens over nagedacht, dat die godsdienst, overal waar een menschelijke voet gezet wordt, al is het nog zoo zeldzaam, hare weldaden inricht? Dat overal, daar waar slechts geleden wordt, die godsdienst ook te voorschijn treedt om te helpen en te zalven?
Gaat van het zuiden tot het noorden, daalt neêr in den afgrond of klimt tot de schier ongenaakbare hoogten, de godsdienst is daar, en zoo bar, en zoo vol opoffering kan het leven niet zijn, of gij vindt menschen, die zich, met eene heilige overtuiging, aan het gestichtte weik toewijden.
De missionnaris zegt familie en welstand vaarwel, om in de brandende landstreken, in de gevaarvolle bosschen en in het midden der wilde stammen, de leer der liefde te verkondigen; de kloosterling klimt duizenden en duizenden voeten hoog, tot in de wolken, afgezonderd van alles, beroofd van eene schoone natuur, om, op gegeven oogenblik, in naam van zijn geloof, als een verlosser te mogen voorschijn treden. En het geloof dat deze en duizend andere opofferingen voortbrengt, zegt niets tot uwe ziel? Dat geloof zou enkel iets menschelijks zijn?...
Al diegenen welke het klooster, waarvan hier sprake is, bezocht hebben, behouden er een diepen indruk van, en nog dieper wordt deze, als men met al het schoone der instelling, in al hare bijzonderheden, bekend wordt.
Het gesticht heeft al de stormen der omwentelingen, die beneden zijnen voet woelden, doorgestaan. Zal het echter niet in zijn bestaan bedreigd worden, ten gevolge van den toestand waarin Italië zich in de laatste jaren bevindt? De omwenteling heeft daar, in dat land, een karakter aangenomen 't welk doet vreezen, dat zij ook dat wonder van het katholicisme niet sparen zal.