II.
Martha Rabe viel generaal Bauer ten deel, die haar later aan prinses Menzikoff afstond; in dezes huis werd zij eens door den czaar opgemerkt: - zij was schoon, levendig van geest en slechts 22 jaar oud.
Welhaast tot gunstelinge verheven, of beter gezegd vernederd, omhelsde zij den griekschen godsdienst en erlangde, te dezer gelegenheid, den naam van Iékatérina Alexéierna.
In 1706 werd een kind, Katharina, in 1708 een tweede, Anna, geboren, die later hertogin van Holstein-Gottorp was, en in 1709 zag een derde, Elisabeth, die keizerin van Rusland werd, het levenslicht.
Volgens sommigen trouwde de czaar de dragonders-weduwe in 1711, welk huwelijk hij den 19 Februari 1712 openbaar maakte; volgens anderen had dit geheim huwelijk reeds vier jaar vroeger plaats.
Men begrijpt dat die heerschzuchtige vrouw, met een nijdig oog den kroonprins beschouwde; hij toch was een hinderpaal, dat hare eigene kinderen den czaar rechtstreeks zouden opvolgen.
Vele maatregels, tegen den kroonprins genomen, moeten dan ook, met reden, aan de boosheid en den eigenbaat van die vrouw worden toegeschreven.
Hoe het zij, Peter de Groote besloot niettemin zijnen zoon in het huwelijk te doen treden; immers, daarin meende hij een middel te vinden om den losbol tot bedaren te brengen.
De czaar wilde, echter niet, dat zijn zoon eene dragondersweduwe trouwde, zooals hij eens deed; hij beval dat de in Rusland aangenomen regel, voor het kiezen eener vrouw, in dit geval zou gevolgd worden.
Die regel bestond hierin: men zond een gezant naar de vorstenhuizen van Duitschland, die altijd de voorraadschuren van prinsessen zijn geweest.
Moeilijker zending dan aan dien gezant, werd gewis nooit eenen ambassadeur opgelegd; de man moest alle de jonge prinsesjes gaan bekijken, en een verslag schrijven over hare schoonheid, over haren geest en hare bekwaamheden.
Voorwaar, een lastig postje! Had de photographie ten minste destijds bestaan....
Overigens, met deze zou de czaar zich waarschijnlijk niet vergenoegd hebben; want eens het verslag gelezen, werd er eene keus gedaan en men verzocht eenvoudig die jonge dames, eens naar het hof van Rusland te komen, om daar, natuurlijk, in revue te worden gepasseerd.
De prinsesjes wisten wat die uitnoodiging te beteekenen had, en ontbraken niet op het appèl.
De czaar koos er een uit, en de overigen? Die werden weêr naar huis gezonden, niet zonder de noodige juweelen, ter vergoeding ran de mislukte reis en verdwenen begoocheling.
Zoo gebeurde het ook, toen men aan den bandeloozen Alexis eene echtgenoote wilde geven, en de keus viel op Charlotte-Sophia van Brunswijk-Wolfenbuttel, eene prinses, uit een zijtak van het regeerende Brunswijker huis.
Alexis was 21, Charlotte 17 jaar oud, toen op 25 October 1711, het huwelijk tusschen beiden gesloten werd.
De vader der bruid, hertog Lodewijk, had inderdaad zijn kind uit heerschzucht opgeofferd: het denkbeeld, dat zijne dochter eens de keizerskroon van Rusland dragen zou, had hem betooverd.
Charlotte was een allerliefst meisje, met blauwe, droomerige oogen, een goed en edel hart, eene dichterlijke ziel; doch niet zonder vastberadenheid en zucht naar het ridderlijke, naar het avontuurlijke.
Hare opvoeding was echter recht kinderlijk geweest en op het jaar van haar huwelijk, mocht men nog dikwijls vragen, of zij de kinderschoenen nog wel bepaald uitgeworpen had.
Noch de glans der schoonheid, noch de eenvoud des harten, noch al het kinderlijk naïeve der prinses, konden den woesten prins echter bekoren.
Hij toch had zich andere gezelschappen, dan die der droomerige duitsche, eigen gemaakt; de deugd heeft iets hatelijks voor den booze.
Het huwelijk was dan ook niet gelukkig; de storm berstte welhaast los, en evenals de prins zijne slaven ranselde, ranselde hij ook zijne vrouw.
Vooral hadden er walgelijke tooneelen ran brutale mishandeling plaats, als de toekomstige kroondrager in dronkenschap verkeerde.
Die vorstelijke schurk ging nog rerder: hij gaf aan zekere lichtekooi uit Finland, Euphrosina geheeten, verblijf in zijn paleis.
Die vrouw, niettegenstaande de hevige protestatiën van de kroonprinses, speelde daar meesteres, en Charlotte drong er in hare brieven aan haar vader op aan, dat hij eene echtscheiding bewerken zou.
Dewijl de prins eens zijne vrouw, in tegenwoordigheid van Euphrosine geranseld had, dacht de czaar hem met dezelfde maat te moeten uitmeten.
Peter met een goeden stok gewapend, zocht zijn lieven zoon op en klopte zoo duchtig op zijn edelen en prinselijken rug, alsof hij een hond onder handen hadde gehad.
Die tuchtiging verergerde echter den toestand der ongelukkige prinses, en was haar vader, hertog Lodewijk niet een eigenbaatzuchtig, trotsch en ongenadig man geweest, hij zou gewis aan de klaagstem, die gedurig opsteeg, gehoor hebben verleend.
Hoe betreurde Charlotte het rustige, meer beschaafde leven in het hertogelijk slot haars vaders! Welk verschil van leven ginder en hier, waar bij ieder stap haar voet tegen eene nieuwe barbaarschheid stiet!