Saul en David, uit Doré's Bijbel.
De geschiedenis van Saül en David wordt, in later jaren, schier onverschillig voorbij gegaan en echter hoeveel schoons en dichterlijks was daarin gelegen toen wij nog jong waren! Wij laten zelfs de jeugd van David ter zijde, wiens slinger en steen ons, in onze kinderjaren, om zoo te zeggen duizelig maakte en in later jaren, voor ons, eene diepzinnige les van levenswijsheid bevatte; wij komen tot het tafereel, door Gustave Doré voorgesteld.
Saül was koning van Israël; doch hij had de genade van Hooger verloren, en de booze geest had zich in hem genesteld. Door zijn geweten geplaagd, zocht hij afleiding in de tonen der harp. ‘Zoekt een man, zegde hij, die goed de harp bespeelt, en breng hem bij mij.’
Men bracht hem den jongen David aan, een zoo goed harpspeler als soldaat; hij was een schoon, edel en fier jongeling, doch Saül was een nijdigaard, het beeld van zoovelen die rondom ons leven; een nijdigaard, die alles voor zich alleen hebben wil en niet verdragen kan, zooals het volk zegt, dat de zou in het water schijnt.
Naarmate David in de gunst en liefde des volks klom, naarmate ieder zijn lof zong, omdat hij eerlijk en dapper zijn plicht deed, groeide ook Saül's afgunst aan: 't was hem niet genoeg koning te zijn en koninklijke schatten te bezitten, hij wilde ook al den invloed, al de eer, al de deugd van David hebben.
Boozer plaagduivel dan de nijd of afgunst is er niet, en wie dezen in de ziel heeft, voelt reeds op deze wereld, den voorsmaak der hel. Afgunst vernedert den mensch, maakt hem haatlijk voor anderen, en vermoordt hem naar ziel en lichaam. Saül kon dien boozen geest niet afschudden, en toen eens David op de harp speelde en nieuwe eer verwierf, greep de afgunst den koning zoodanig aan, dat hij hem wilde vernietigen.
David dood, zoo dacht hij, dan zou alle eer en macht hem toekomen. Hij wierp valsch zijne spies naar den harpspeler, doch God beschermt den brave! De spies trof den muur en David ontsnapte den nijdigaard.
God deed recht: aan Saül viel de kroon van het hoofd en David werd koning in zijne plaats. Hij, die alles regeert, straft eens het onrecht, toegebracht aan diegenen welke ons wel deden; Hij vernedert op tijd en stond, den trotsche, om den vernederde op te beuren en in zijne plaats te stellen. Wat diepe en treffende les ligt er in die bladzij van het Godsboek besloten!
Waarom herlezen zoo weinigen in onzen tijd dat boek? Omdat zij er noodzakelijk hun vonnis in zouden vinden.