weg geruimd werd, alsof de vlaamsche of nederduitsche taal een andere ware dan de hollandsche, of nederlandsche, en alsof zij, aldus verkleind en verlaagd, wel verdiende in eere gehouden te worden.
Delcroix' streven is niet minder tastbaar in den maatregel, die de vlaamsche dichtstukken toelaat tot den drie-jaarlijkschen prijskamp der kantate, en de roem door onze dichters en toonzetters op dat veld, tegen den vijand onzes stams, behaald moet zeker alle Vlamingen met trots en met moed voor de toekomst vervullen.
Nog is aan het vlaamsch bureel te danken de aanzienlijke bemoediging door het Staatsbestuur geschonken aan het tooneel, en welker werking zich zoo krachtig liet gevoelen dat het getal der spelende maatschappijen sedert 1859, op eene ongeloofelijke wijze is aangegroeid.
Wij willen eindelijk nog slechts een der meest gewichtige handelingen van het vlaamsch bureel vermelden, namelijk de verspreiding, onder de menigvuldige volksbibliotheken, van niet alleen de inlandsche boeken, maar tevens en vooral van de beste letterkundige en wetenschappelijke schriften uit Holland.
Ook herkende het Staatsbestuur den praktischen geest, den verlichten ijver en de wezenlijke diensten, door Delcroix aan het land bewezen, en wij zagen hem aanstellen als secretaris der vergrootings-werken van het koninklijk paleis, als lid der tooneel-commissie, als lid van den jury voor het toekennen van het bekwaamheids-diploma der professors in de germaansche talen (waarom langues vivantes?); als lid van den jury voor den bijzonderen prijskamp van nederlandsche taal onder de leerlingen der Athenea, enz.
Als vlaamschgezinde, nam Delcroix vroegtijds deel aan den kamp zijner miskende landgenoten tegen de onverzaadbare overheersching van het romaansch element in ons vaderland; hij sloot zich wakker aan bij de redaktie van den Klauwaert, te Brussel, in 1857 aldaar het orgaan der vlaamsche beweging; maakte deel van het letterkundig genootschap, van het eenmaals zoo bedrijvig Vlaamsch Middencomiteït, was secretaris der tooneelmaatschappij de Morgenstar, enz.
Als letterkundige maakte Delcroix zich kenbaar door verscheidene voortbrengsels, die in de vlaamsche letterkunde eene verdienstelijke plaats beslaan.
Zijn eerste boekwerk verscheen in 1855, onder den titel: Geld of Liefde, en werd door Friedrich Sturm in het Hoogduitsch, en door Ed. Olivier in het Fransch vertaald. Zijn tweede roman, in 1857 verschenen, voert het opschrift: Morgen, Middag en Avond. Beide verhalen zijn flink geschreven, hebben veel dichterlijks in de opvatting, en te recht rangschikte Ida van Düringsfeld, Delcroix onder de ‘idyllisch-elegische schrijvers.’
Delcroix schreef nog: het Nederlandsch tooneel in België, verzameling van oorkonden enz. Brussel, 1864; Drie dagen uit de Geschiedenis van België (16, 17 en 18 December 1865) Coup-d'oeil sur la situation de la littérature flamande; verder het drama de Familietwist, met medewerking van G.J. Dodd; Lena, een drama in vijf tafereelén en een voorspel, Antwerpen, 1871, Leiden 1872, aan welk, vooral in Holland, zooveel bijval te beurt viel dat het, zoowel te Amsterdam als in de voornaamste andere steden van Noord-Nederland, een tot nu toe ongehoord getal vertooningen verkreeg. Eerlang zal van hem nog een historisch drama verschijnen, waarvan wij echter denken den titel nog te moeten geheim houden.