III.
Daar kwam hij in betrekking met eenige vlaamsche letterkundigen, herinnerde zich het nationaal Duitschland en besloot den strijd aan te gaan tegen de verbasterde slenter-muziek die schier den ganschen vlaamschen kunstakker overdekt met hare fransche onkruiden.
De gedichten van Hiel lokten zijne aandacht en in 1863 hoorde en bewonderde men het eerste vlaamsche Oratorio dat ooit geschreven was geweest. De uitvoering van Lucifer was, om zoo te zeggen, het vertrekpunt eener vlaamsch muzikale beweging die steeds uitgebreider en machtiger geworden is. Van dan af werd Benoit aangezien als het hoofd dier beweging en zag men eene schaar van jonge toonkundigen zich bij hem aansluiten.
Op de eerste uitvoering van Lucifer werd hij tot ridder der Leopoldsorde benoemd.
In 1867, werd hij naar Antwerpen geroepen om eene vlaamsche muziekschool te stichten, doch zijne bezigheden beletteden hem geenszins werken voort te brengen.
In 1869, tijdens de antwerpsche kermis, voerde men van hem uit eene Cantate die hij opzettelijk geschreven had voor het leggen van den eersten steen van den nieuwen vlaamschen Schouwburg en het Oratorio ‘de Schelde’ dat een onbeschrijfelijke geestdrift deed ontstaan en herhaaldemaal in Antwerpen en te Brussel gehoord werd.
Korts na zijne aankomst in onze stad verkoos de Société de musique Benoit tot haren bestuurder. Ieder in Antwerpen weet hoe die maatschappij onder zijn bestuur tot eenen graad van volmaaktheid geraakt is dien men zelden aantreft.
In 1871 vervaardigde hij op weinige dagen de schoone en eigenaardige ‘Kerk-Cantate’ die uitgevoerd werd bij de inhuldiging der muurschilderingen in de Sint-Joris - kerk alhier.
Eenige dagen na die uitvoering werd hij opzichter over het kerkmuziek en hoofd-muziekbestuurder van de O.L.V. kerk benoemd.
Buiten zijn werkje, getiteld ‘De vlaamsche muziekschool en hare toekomst,’ dat hij in 1872 in het licht gaf, schrijft Benoit onophoudelijk in ‘De vlaamsche kunstbode’ van Antwerpen en in ‘Le guide musical’, en ‘L'art universel’ van Brussel, artikelen over het nationalismus in de kunst.
In de muziekschool geeft hij sedert verscheiden jaren eenen wekelijkschen cursus van muzikale geschiedenis, wijsbegeerte en schoonheidsleer, die reeds voortreffelijke vruchten heeft gedragen bij de jonge kunstenaren die hem bijwonen.
Pas eenige maanden geleden, in Augustus van het verleden jaar, hoorden wij zijn laatste Oratorio ‘de Oorlog.’ Ieder heeft nog in het geheugen al de grootsche pracht van dat reuzenwerk; het ware dus overbodig daarover uit te wijden.