De kerk van Laeken.
Als men van Antwerpen naar de hofstad stoomt en Brussel nadert, ziet men, rechts in de verte, een kerkgebouw dat, in het voortvliegen, een majestatisch aanzien heeft, en juist dat is de reden waarom men, te Brussel gekomen, niet zelden naar Laeken rijdt om van nabij te zien wat men, als het ware in de nevelen, bewonderd heeft.
Van nabij gezien maakt echter dit gebouw dien diepen indruk niet, en het zal nooit, zooals men voorspelde toen het nog slechts op het papier pronkte, onder de wereldwonderen gerekend worden. Verder is er nooit in België eene kerk gebouwd, die met zooveel tegenspoed te kampen had: pas gebouwd, sprak men van scheuren en verzakkingen in de muren, onderstond zij de hevigste critieken der dagbladen, en moest men gedurig aan de Kamers nieuwe geldelijke toelagen vragen, om het werk kruipend te kunnen voortzetten.
Doch laat ons den oorsprong van dien tempel in aandenken brengen.
Toen de koningin Louise te Oostende gestorven was, wilde men haar een gedenkteeken toewijden en men besloot eindelijk tot het oprichten eener kerk, die tevens tot begraafplaats der vorstelijke dooden dienen zou - ofschoon de hedendaagsche zoogezegde wijsgeeren, de afzonderlijke begraafplaatsen willen afgeschaft zien, en zich vooral verzetten tegen het aloud gebruik van onze geliefde dooden in de kerken te begraven.
Volgens den jury, welke uitspraak moest doen over den uitgeschreven wedstrijd, was het plan van den heer Poelaert, het verdienstelijkste. Het was dezelfde bouwmeester, die de Congres-kolom bouwde, over welker plan een zoo hevige pennetwist in de dagbladen ontstond, omdat men beweerde dat de heer Poelaert zijn eerste plan met een denkbeeld van den antwerpschen architect P. Dens had verrijkt - namelijk met den krans van provinciale maagden, die echter bij den laatste rechtstaande waren afgebeeld.
In den aanvang, en volgens opgegeven schatting, moest de kerk van