De Belgische Illustratie. Jaargang 6
(1873-1874)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– AuteursrechtvrijHougoumont te Waterloo.Den 18 Juni gaat menig Vlaming, wien nog een nederlandsch hart in de borst klopt, een bezoek afleggen op het veld van Waterloo, van welke neêrlaag der Franschen, zegt de baron de Gerlache te recht, eigenlijk de onafhankelijkheid der Nederlanden dagteekent. Het belgische gouvernement vergeet dien gedenkwaardigen Junidag, en niet zonder reden; doch de rechtzinnige Zuid-Nederlander houdt hem in waarde, omdat zonder de verplettering van den dwingeland in 1815, wij nog een fransch departement zouden wezen. Een geregelde postkoetsdienst voerde, eenige jaren geleden, den bezoeker door het heuvelig Soniënbosch, en reeds in de verte ziet men, van den straatweg, den leeuw van Waterloo, het waakzaam oog naar het Zuiden gekeerd. Na een zeer net dorp te zijn doorgereden, bereikt men het slagveld, waar enkel eenige monumenten, aan den moed van onbekende gesneuvelden opgericht, en de hooge berg, waarop de gemelde leeuw, aan den bloedigen dag herinneren, die ons van Napoleon's dwangjuk verloste. ‘Het historiek opmaken van eenen veldslag,’ zegt Wellington, ‘is zoo moeielijk als dat van een bal;’ dat is, men kan wel juist zijn in eenige bijzonderheden, die wij zelf hebben gezien; doch men kan onmogelijk een volledig overzicht van het geheel geven, zoo woelt alles in beide gevallen dooreen. 't Is dan ook slechts, wanneer een aantal verspreidde elementen beurtelings aan het licht gekomen zijn, dat men de feiten kan aaneen schakelen en eindelijk een geheel daarstellen: ook zoo heeft dit plaats gehad met den slag van Waterloo, zoo rijk in bijzonderheden, in verrassingen, in daden van moed en grootheid. Is nu het, over het algemeen aangenomen, verhaal van dezen veldslag in alle deelen juist? Wij mogen het betwijfelen, dewijl verschillende natiën daar, op dat veld, vereenigd stonden en niet altijd hulde bewezen aan wie deze toekwam, om haar eigen kroon des te prachtiger en schitterender te maken. Engeland heeft dit gedaan, ten nadeele van het nederlandsche leger, deels onder het kommando van generaal Chassé, en die met zijne troepen eigenlijk over den zegepraal van den 18 Juni besliste. Op het oogenblik dat de kroonprins, later de ridderlijke Willem II, aan het hoofd des legers gewond werd, verdedigden de Franschen nog met eene schitterende hardnekkigheid, hunne vlag en hunnen keizer. Het kanon bulderde ten allen kante en zaaide dood en vernieling, zoowel aan de zijde der boudgenooten, als aan die der Franschen. Het was reeds acht ure en men voorzag wel dat de eerste aanval, die er nu nog gedaan werd, de laatst, de beslissende wezen zou. In dit oogenblik, zoo angstig, zoo onrustwekkend, staakte de batterij van het legerkorps van Lord Hill - bijgenaamd de ‘rechterhand van den heriog van Wellington’ - het vuur, bij gebrek aan voorraad. Deze batterij stond rechts van Mout-St.-Jean, bij de hoeve van Hougoumout. Napoleon had met zijn arendsoog die staking welhaast bemerkt. Daar, op dat puut, lag voor hem de zegepraal! Weldra daagde hij dan ook aan het hoofd zijner garde op en in storm[p]as, onder den daverenden kreet van vive l'empereur! ging hij het verzwakte punt overrompelen, het leger verdeelen en zich den zegepraal toeëigenen. Generaal Chassé had, met zijne jonge nederlandsche troepen, gansch den dag in reserve gestaan. ‘De meesten van ons, vertelde ons eens generaal Capiaumont op het veld van Waterloo zelve, waren pas de kinder- | |
[pagina 140]
| |
het slot aan 't meir.
| |
[pagina 141]
| |
een vrijdag-avond in den jodenhoek te amsterdam, naar ernestine friedrichsen.
| |
[pagina 142]
| |
schoenen ontwassen; wij stonden bij het kanongedommel te rillen,’ om niets anders te zeggen, en het was met deze troepen dat Chassé een stouten aanval tegen de oude garde waagde. Had Napoleon den voor hem gunstigen toestand bemerkt, ook Chassé had het, voor het leger der bondgenooten, dreigende gevaar gezien. Uit eigen beweging deed hij de rijdende artillerie van majoor Van der SmissenGa naar voetnoot(1) aanrukken, en deze kwam tijdig genoeg ter plaatse, om met haar mitraille eene groote bres in de fransche gelederen te maken. Dan liet Chassé een deel zijner troepen in reserve, plaatste zich aan het hoofd der eerste brigade, sprak haar geestdriftig toe, en à la bayonnette! luidde zijn bevel. Men weet dat generaal Chassé, in het leger en dit reeds in Spanje, den naam droeg van den generaal à la bayonnette. Diezelfde kinderen, zegde generaal Capiaumont, die een oogenblik te voren nog stonden te rillen, vielen, onder den kreet van lere de koning! en van leve de prins van Oranje! de oude garde aan, en deden deze achteruit deinzen. Welhaast kwam de kavalerie der Engelschen, Hanoveranen, Brunswijkers en overige Nederlanders hen ter hulp, en een onmeetlijke zegekreet daverde weldra over het van bloed doorweekte slagveld heen. Het fransche leger sloeg aan 't vluchten; de neêrlaag was volledig; het slagveld lag wijd en zijd met dooden en gekwetsten overdekt, en nu nog, achtenvijftig jaar na dien gedenkwaardigen dag, geeft Hougoumont - bij naamsverbastering door den hertog van Wellington in zijn rapport alzoo genoemd, doch eigenlijk Gomont geheeten - nog getuigenis van de hevigheid van den strijd De hoeve van Hougoumont - anderen zeggen kasteel - was in den slag van Waterloo bezet door drie regimenten engelsche gardes. herhaalde malen vielen de Franschen, onder aanleiding van Jerôme Bonaparte, dit standpunt aan; doch de Engelschen vuurden zoo hevig van achter en door den met schietgaten voorzienen hofmuur, dat de aanvallers driemaal, en met verpletterende verliezen, achteruit gingen. De artillerie was in den aanval betrokken; de fransche kanons braakten schroot op de stelling zelve; de engelsche stukken, dertig in getal, schoten duchtig op de aanvallers. Eindelijk, na een vreeselijk bloedbad werd de stelling opgegeven. Niets werd er in een wezenlijken kogelregen gespaard, tenzij de kapel en een afgezonderd gebouw. Honderden dooden en gekwetsten lagen er opgestapeld en vele der eersten waren letterlijk verkoold. Wie Waterloo bezoekt, vertoeft zonder twijfel aan Hougoumont. Het was daar in den boomgaard dat, op het gras, het blanke tafellaken werd uitgespreid en wij een door ons meegebracht ontbijt namen; doch niet vergaten het glas met schuimenden Champagne op te heffen, ter cere der ‘mannen van 1815.’ 't Is overigens alles wat wij, helden van onzen tijd, vermogen te doen.....
O-O |
|