De jodenhoek te Amsterdam.
Van naam kennen wij allen, zelfs die welke de hoofdstad van Nederland nooit bezochten, de buurt waar de duizenden en duizenden joden als het ware eene eigenaardige stad uitmaken. Weinigen echter, al vertoefden zij te Amsterdam, hadden den moed die wijk te doorloopen en de zeden en gebruiken harer bewoners te doorgronden
Ernestine Friedrichsen, eene duitsche kunstenares, heeft ons, in eene schilderij, waarvan wij hier eene houtgravuur meêdeelen, een klein hoekje dezer buurt afgemaaid, en iemand, welke die buurt bezocht heeft, geeft er ons de volgende beschrijving van.
Slechts een waaghals, zegt hij, zal het bestaan als vreemdeling, in het ghetto, doof te dringen tot in de woningen waar een muffe lucht u tegenslaat. Overal is het zegel der morsigheid ingedrukt. De bezoeker vreest de muren of meubelen aan te raken, en loopt met dezelfde voorzichtigheid als langs eenen pas geteerden muur.
Om in een der restaurants op straat, waar dezelfde wasem, dezelfde reuk u tegenschijnt en toewaait, te kunnen eten, zou razende honger of weddingschap noodig zijn. Het wekt geenszins uwen appetijt op, wanneer gij bemerkt hoe een gewone bezoeker van die gaarkeukens in de open lucht iets voor zijne hongerige maag zoekt. Hij tast met zijn vingers, die wegens het vuil geen lijnen meer toonen, in eenen bak met gekookte aardappels, zoekt er de grootsten uit en dewijl hij niet het verlangde getal voor den besproken prijs kan krijgen, werpt hij verontwaardigd de vruchten weêr in den bak; gaat verder op en vindt daar goedkooper kost.
Een volgende kooplustige zal misschien onmiddellijk de versmade aardappelen voor den bepaalden prijs nemen. Indien de reuk van gebakken visch hem tergt en zijn porte-monnaie niet plat is, kan hij zijn gading vinden in eene blinkende schotel met allerlei blinkende visch, die reeds door de handen van menigen kalant was gegaan. Hij heeft daar keus en keur, en grabbelt in den heksenketel, totdat hij gansch den inhoud heeft gezien, Het walgelijke maal van den Laplander geeft evenveel eetlust.
Er is echter weinig tijd om op zulke kleinigheden te letten. Wie hier wil stilstaan, moet weldra zijnen wil voor de omstandigheden doen bukken. Zoo gij ergens wilt post vatten, gevoelt gij welhaast de punt van eenen staak, waarop ouwe kleêren versjouwd worden, in den rug of het wiel van een stootwagen over de teenen. Wie niet roemloos wil omgewoeld worden te midden van het lawaai, moet maar bijtijds wijken.
Eene opbeuring vindt het gezicht in de velerhande tentoongestelde meubels en ander huisraad, kleedingstukken, toiletbenoodigdheden, kantoorbehoeften en de rest van denkbare behoeften: een chaos van snuisterijen en vodden. De vreemdste dingen die ooit de fantasie bijeen tooverde, vindt men hier.
Aangezien hier enkel het uiterlijk van de buurt ter sprake komt en niet het karakter der bewopers, zoo is het niet noodig dat na gewezen te hebben op de smerigheid der buurt, de trouwe hulpvaardigheid, de Weergalooze arbeidzaamheid en vele andere goede eigenschappen der bewoners geroemd worden.
Gelijk een rustelooze bergstroom die over lossen, zandigen grond zijn troebel water voorstoot, eensklaps tegen eene rots stuitende, in onbeschrijfelijke wieling geraakt, zoo is ook op den vooravond van de ‘sjabes,’ in het uur dat de volkomene staking voorafgaat, de drukte in den Jodenhoek tot de kracht van een windhoos gestegen.
De laatste negocie. der week wordt dan in vliegende haast afgedaan. Eindelijk komt de stremming, en 't is dit oogenblik, hetwelk aanleiding geeft tot het tooneel op de gravure voorgesteld. De vader van het huisgezin is bezig met het poetsen der schoenen, die de verschillende leden der familie, van alle kanten aangeloopen, hem komen toereiken; de huismoeder houdt zich onledig met het inpakken van de uirgestalde koopwaren.
De vervaardigster der schilderij, Ernestine Friedrichsen, heeft het uiterlijke der buurt, vooral der enkele huizen, goed getroffen.
De avond begint te vallen en de schemering is in de enge straten reeds zeer dicht De sjabeslamp is reeds schoongemaakt, de voddenboel voor de deur wordt binnengehaald, de schoenen moeten blinken als een spiegel, het beste kleed wordt aangeschoten en weldra schijnt het licht der lamp met vijf bekken in vollen glans, op prachtig uitgedoste feestvierders. Wie hen dan ontmoet, is geneigd zijnen hoed af te nemen voor..... de heeren en dames uit den Jodenhoek.