De waaier.
(Vervolg.)
Volgens Rondot brachten de kruisvaarders en pelgrims, die uit het Oosten terugkeerden, het gebruik der waaiers meer en meer in voege en in de 11e en 12e eeuw pronkten de italiaansche vrouwen reeds met waaiers uit kleurige veêren vervaardigd, met ivoren en gouden steelen en niet zelden schitterend met juweelen belegd.
Dit prachtvoorwerp hing met een gouden kettingje aan den gordel, een gebruik dat nog in de 17e eeuw in zwang was.
De esmouchoir, de esventour, de esventoir zijn, in Frankrijk, allen kinderen van dezelfde familie van den éventail.
Evenals al wat der vrouwen bestemd is, onderging de waaier de grillen van de mode.
Onder de regeering van Karel V was men teruggekeerd tot den waaier met langen steel, zoo als die welke wij de geleerden te Thebe hebben zien ontdekken.
In den inventaris van dien koning (14e eeuw) leest men: drie banieren of esmouchoirs van gewerkt leêr, waarvan twee met vergulde stokken; twee banieren van Frankrijk ‘pour esmoucher le roy’ als hij aan tafel zit, beiden bezaaid met leliën in peerlen geborduurd.
De plooi- en vouwbare waaier, een tijd lang verlaten, hernam zijn rang en plaats.
Hendrik III maakte, volgens Pierre de I'Estoile, gebruik van ‘un instrument qui s'étendoit et se replioit en y donnant seulement un coup de doigt, que nous appelons ici un esventail..’
Kanten, goud, zilver en juweelen werden aan die voorwerpen niet gespaard: de mannen maakten er gebruik van gelijk de vrouwen; zij dienden tevens voor zonnescherm.
Na in den Zomer tegen de zonnewarmte gediend te hebben, bezigde men den waaier in den Winter tegen den vuurgloed.
De coquetterie mengde zich meer en meer in het gebruik; het spiegeltje kwam welhaast in dat voorwerp plaats nemen.
Brantôme vertelt in zijne Mémoires, dat koningin Margaretha aan koningin Louise van Lotharingen een zoo kostbaren, met peerlemoer belegden waaier ten geschenke gaf, dat hij eene waarde van 1200 kronen had - eene som, welke in onze dagen op ongeveer 24.750 francs geraamd wordt.
In de 16e en 17e eeuw nam het gebruik van den waaier in schier alle landen toe; de adellijke vrouwen van Milaan, Napels en Venetië en andere steden hadden waaiers van pluimen, en in de twee eerstgenoemde steden en in Padua, had de waaier den vorm van vlagje en was uit goudlaken en zijde gemaakt.
Het prachtvoorwerp met gouden steel, hing met eene gouden ketting aan den gordel.
In Engeland was de pluimwaaier sterk in de mode; tijdens de regeering van koningin Elisabeth versierde men de steelen met peerlen en diamanten.
In de 17e eeuw zag men dat vrouwensieraad ook in de Nederlanden meer en meer in gebruik komen, en evenals in Engeland, waar men weldra den pluimwaaier verliet, verkoos men hier den plooi- of vouwbaren; Hofdijk citeert in dat tijdstip, als hier gebruikelijk, den italiaanschen waaier.
Doch het was vooral onder de regeering van Lodewijk XIV, dat de waaierdracht eene buitengewone uitbreiding nam.
‘Destijds, zegt Ratier, was de waaier een onmisbaar voorwerp in de toilette eener vrouw, en dit moest zoo wel zijn in een hof, zooals dat van hetwelk wij hier gewagen.
Wat toch was inderdaad gemakkelijker dan dit bevallig schermpje, achter hetwelk men, zonder de alvermogende wetten der etiquette te krenken, zooveel men wilde kon lachen, geeuwen en rood worden, en wat was daaruit veel partij te trekken!
De handen, die den waaier in beweging brachten, kenden echter niet altijd al de kostbare hulpmiddelen van dit voorwerp; want honderdlei was de wijze waarop men zich van den waaier bedienen kon.’
Den 10en December 1676 vaardigde de koning statuten uit, die in 1678 bevestigd werden, waarbij de waaiermakers, ten getalle van zestig,