Het petroleum.
(Vervolg en slot.)
Rijkdom en armoede wisselen elkander aan de oil springs zeer snel af: er ligt tusschen mijne oude dagbladen een nummer van een amerikaansch blad, dat een treffend, romantisch zou men schier zeggen, geval van de wisselvalligheid der fortuin oplevert.
Luister; wij zullen het gebeurde in losse trekken meedeelen.
Het was in den aanvang van 1862 toen een arme duivel, John Shaw geheeten, in het distrikt Euniskillen, nabij Victoria, aankwam.
Door slechte zaken ten onder gebracht, had hij het weinige geld dat hem overbleef, bij zich gestoken om zijn fortuin in de mineraal-olie te wagen.
Shaw kocht een stuk grond en begon een put te boren. IJverig was hij; want hij boorde van den vroegen morgen tot den laten avond, om de harde rots te breken.
Bij het krieken van den dag hervat hij zijn werk; doch de olie daagt niet op. Helaas! Shaw verteerde al zijn geld, verloor zijn krediet, ondermijnde zijne gezondheid, putte zijne krachten uit: te vergeefs!
In wanhoop sloeg hij zich met de vuist voor het hoofd, want terwijl bij hem de grond onvruchtbaar scheen, spoot de olie ruim op bij zijne buren.
John Shaw heeft zijne laatste hulpmiddelen uitgeput; zijn geldzak is ledig, zijn kleêren vallen hem in stukken van het lijf; hij is geruïneerd, voor eeuwig ten onder.
Men vertelt zelfs, dat zijne laarzen in lappen aan zijne voeten hangen en hij, blootvoets zijnde, gedwongen zou zijn het werk te staken; zonder schoenen kan hij het in dat petroleumslijk niet uithouden.
De avonturier gaat naar den schoenmaker; zijne armoede, zijne neêrslachtigheid, zijne uitputting zijn daar voorzeker geene goede aanbeveling; hij vraagt echter een paar laarzen op krediet.
De schoenmaker weigert onbeschoft den ongelukkige het gevraagde; hij jaagt den armen Shaw als het ware weg, dewijl hij nu zelfs geen paar sloffen meer waard is.....
De arme man keert naar zijnen put terug; hij zakt ter aarde en tranen loopen over de gebruinde wangen. Niet langen tijd blijft hij echter onder die neêrslachtigheid gebogen. Plotseling richt hij zich op en neemt het besluit eene laatste poging te wagen.
Morgen, zegt hij tot zich-zelf, zal ik eene laatste poging aanwenden, morgen mijn laatsten pompslag geven en indien de olie niet opdaagt, zal ik die smartvolle wereld hier verlaten en eene gunstiger landstreek opzoeken.
Met dat denkbeeld slaapt Shaw in; reeds vroeg in den morgen neemt hij zijne boor, en de wanhoop geeft hem nieuwe kracht om de rots te breken.
Eensklaps hoort hij een gedruisch; 't is het stroomen van eene vloeistof. Het is geen droom; 't is de olie die schuifelend en ziedend opwelt; het is het petroleum, welke uit zijne eeuwoude gevangenis losschiet!
De stroom wordt grooter, 't wordt een vloed; een dof geruisch wekt aller aandacht.
De mineraal-olie stroomt over den putrand heen; zij bruist als een storm en overdekt den grond, als wilde zij een zondvloed daarstellen.
Het petroleum vult een overgrooten trog, dan weêr stroomt deze over, en over den grond heen jaagt het voort tot aan Black-Creek, waar het zich in het meer en in de St. Clara stort.
U den toestand van den armen Shaw beschrijven, zou al te moeilijk zijn; de aanwezigen zeggen dat hij zijnen hoed geestdriftig in de lucht wierp, hoerrah schreeuwde en van vreugde danste, zelfs onaangezien zijne schoenen door welke de teenen heen staken.
De buren snelden toe en beijverden zich, om den putgraver in het verzamelen van zijne olie, bij te staan.
Wat verandert de fortuin van den armen duivel, de houding zijner buren! Men noemt hem niet meer met minachting de oude John; neen, men groet hem eerbiedig met den naam van mijnheer Shaw. Nu, dat was voor hem een gelukkig oogenblik.
Niet langer liet Shaw zich door zijne uitbundige vreugde meêslepen; zoo als een goed koopman moet doen, peilt hij de hoeveelheid vloeistof. Hij bevindt dat de opening twee vaten van 180 liters in anderhalve minuut oplevert, hetgeen (de olie toen 1 fr. 40 per hectoliter waard zijnde) 3 fr. 36 per minuut of 201 fr. 60 per uur voortbrengt; dat is te zeggen 4838 fr. 40 in vier-en-twintig uren en anderhalf millioen francs per jaar, daargelaten de zondagen en de fractiën.
Zoo min de befaamde schrijvers der Duizend en een nacht, als Alexandre Dumas, hebben eene zoo plotselinge standsverandering als die van Shaw kunnen bedenken. Des morgens was hij een bedelaar, des avonds was hij een millionnair, die zich alle grillen, door goud te koop, kon toelaten.
Hoe rijk en befaamd Shaw ook was, heeft hij niet lang zijn aardsch geluk genoten: een jaar na de gelukkige gebeurtenis, welke wij vertelden, viel hij in den put en vond in den petroleum-afgrond, die hem tonnen schats gegeven had, ellendig den dood.
In dezen tijd, nu alles met machinerie gedreven wordt, eischt het boren van eenen put zooveel moeite en onkosten niet meer als hooger gezegd is.
De boortoestellen werden welhaast aanzienlijk verbeterd; wat eerst met de menschelijke hand gebeurde, werd nu door paarden en door stoom te weeg gebracht..
Van eenige dozijn putten is het getal tot duizenden aangegroeid; sommige putten leveren overvloed, anderen schier niets dan water op, doch allen meer water dan olie.
De kleur der olie is zwart bruin of zwart groenachtig; in sommige landstreken is de olie dikker dan in andere. In den Staat Ohio heeft men bronnen gevonden, wier product meer op teer dan op olie gelijkt.
In bakken vergaard en van het water gescheiden, wordt de olie we eens ter plaatse gezuiverd, doch meestal in ruwen toestand verscheept.
Duizende schepen landen aan, nemen lading in, brengen de nuttige, doch gevaarlijke lichtstof over zee, en keeren weêr om nieuwe lading in te nemen.
Niet alleen dient het petroleum als lampolie; maar het bezet reeds eene onmetelijke plaats in de nijverheid.
Pennsylvania is de wezenlijke oliestreek; doch zij beslaat eene gansche oppervlakte dwars door Noord-Amerika heen, en dit van Oost-Kanada tot in den Texas.
Hebben wij niet eens gelezen, dat die streek van 43 tot 65 duitsche mijlen breed is, en dus nog onmetelijk groote hoeveelheden leveren kan, gesteld dat de voorraad uitputbaar zijn zou?
De olie bestaat overigens in andere deelen der wereld. In het rijk der Birmannen, in den Kaukasus, in Tartarië bestaan talrijke putten, die echter niet veel voor den handel opleveren.
Schotland, Engeland, Zwitserland, Italië, zelfs Frankrijk bezitten bronnen van steenolie, doch de opbrengst is gering; op eenigen afstand van Parma vindt men er insgelijks, met eene opbrengst voldoende om de stad te verlichten en tevens eene zekere hoeveelheid voor de exportatie te bestemmen.
Wilt gij meer over dat helder wit vlammeke, dat op de punt aller lampkens brandt, weten? Richt u dan tot de geleerden en hunne boeken.
Een punt hebben wij hier nog in aandacht te brengen, namelijk het gevaar dat de licht ontbrandbare stof daarstelt.
Hoe dikwijls hebben wij reeds de verschrikkelijkste rampen met het petroleum, in de dagbladen vermeld gezien!
Bij eene verhitting op zekeren graad, heeft er ontploffing plaats en alsdan is de verwoesting, welke deze olie aanricht, inderdaad noodlottig.
Wie petroleum behandelt, gaat met zijn vijand om, ofschoon de