De Belgische Illustratie. Jaargang 6(1873-1874)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Fatma de Algerijnsche. De morgenzon schittert met heerlijke glanzen Op tintlende koepels van kerk en moskee, Op witgele rotsen en kablende zee, Waar bootjes op wieglen en zeilen op dansen. 't Gordijn wordt behoedzaam ter zijde geweerd, En Fatma, de schoone door allen vereerd, Vereerd om het lieflijke licht harer oogen, Verschijnt in 't balkon, in haar feestelijken tooi, Met bellen, juweel en met prachtiger plooi Dan ooit een vorstin op den troon hield omtogen. Waarheen ziet haar oog in die rijke natuur? Doorpeilt het de zee en het lichtblauw azuur; De weî op de helling, met kudden kameelen? Of laat het zich nu door de bloemen, zoo zacht, Door 't goudgele graan of oranjeboompracht, Door duizende kleuren in harmonie, streelen? Neen, neen! ze ziet ginder het sneeuwblanke zeil, Het zeil dat den een'ge, den bruîgom doet naadren! En daarom jaagt sneller het bloed door haar aadren, En blinkt op haar wezen die glimlach van heil. Vorige Volgende