bijeengekomen zijnde, stemde Charles Rogier voor het erfelijke koningdom en de uitsluiting van Oranje-Nassau. De stem van Rogier was aan de kandidatuur van den hertog de Nemours verzekerd; dat was begrijpelijk: Rogier was Franschman van geboorte en dus geen vriend van het hem vreemde Nederlansch element. Later was hij een der 152, welke zich ten gunste van prins Leopold van Saxen-Coburg verklaarden.
In 1831 kwam Rogier als gouverneur naar Antwerpen, en in 1832 werd hij minister van Binnenlandsche Zaken. Vergeten wij niet te zeggen, dat het katholieke Turnhout Rogier het eerst naar de Wetgevende Vergadering zond; later vinden wij hem in de liberale rangen en zelfs in meer dan een geval, een onvermoeid aanrander van het katholicisme. Tijdens het ministerschap had er eene hevige worsteling in de Kamer plaats opzichtens de Conferentie van Londen; de republikeinsche fractie verweet aan het kabinet dat het de zaak der revolutie verraadde. Rogier verdedigde zijn collega Lebeau, en zoo hevig werd de woordentwist in de zitting van 23 Juni, dat Gendebien hem in tweegevecht daagt; het wapen was de pistool.
De ontmoeting had plaats en Gendebien, een voortreffelijk schutter, Rogier willende straffen in het lidmaat waarmeê hij, volgens hem, gezondigd had - dat lidmaat was de tong - trof hem, zoo niet juist daar, dan toch aan de rechterwang.
In 1834 trad de heer de Theux als minister op, en Charles Rogier keerde tot het gouvernementschap van Antwerpen terug. In 1840 maakte hij deel van het kabinet Lebeau, als minister van Openbare Werken. Na een jaar viel dit kabinet, en van dan af werd Rogier een der werkzaamste leiders der oppositie, van de liberale partij. Alle denkbeelden van eendracht, die in 1830 hadden bovengedreven, werden in den wind geslagen, en welhaast vergeleek Louis-Philippe, in een brief aan zijn schoonzoon Leopold I, het liberaal congres aan de revolutionnaire clubs van 1793.
In 1847 herwon Rogier eindelijk de verloren portefeuille van Binnenlandsche Zaken en bleef deze behouden tot 31 October 1852. Op dien datum viel hij andermaal in de oppositie tot den 9 November 1857 en bemachtigde toen nogmaals de portefeuille van Binnenlandsche Zaken, die hij twee jaren nadien verwisselde tegen die van Buitenlandsche Zaken.
In 1868 ontstonden er moeielijkheden in het kabinet en het ministerieel leven van Rogier nam een einde.
Sedert jaren was Rogier door de liberale partij van Antwerpen naar de Kamers gezonden; in de kiezingen van 1854 echter viel de veteraan, in ballotage met Alphonse della Faille, die met het mandaat belast werd. Het Handelsblad van Antwerpen had zich in dien strijd vooral onderscheiden en aan deze werking werd de val toegeschreven. Sinds dien tijd trad Rogier als vertegenwoordiger van Doornik op.
Tijdens Rogier deel maakte van het kabinet-Frère, verweet men hem dikwijls zijn aandeel in de willekeurige daadzaken die dit kabinet pleegde. Sedert hij niet meer met eene portefeuille belast is, gaf hij in de Kamer meer dan eens bewijzen van onpartijdigheid en onafhankelijkheid, zooals onder ander in het Italiaansche vraagstuk, in dat van het verplichtend onderwijs en de wet van 1842 op het lager onderwijs, die hij, tegen het liberalisme in, wil behouden zien.
Onder een vlaamsch oogpunt zullen wij zijne loopbaan het liefst niet aanraken? iets degelijks heeft hij, als minister, den Vlaming nooit gegeven.
In vroeger dagen was Rogier een welsprekend redenaar; hij heeft schoone parlementaire dagen beleefd, ofschoon, zegt de schrijver der Types et Profils parlementaires, Guill. Lebrocquy, hij meer voor de tribunen dan voor de Kamerbanken sprak. Thans spreekt hij zelden meer; hij is daarenboven oneindig kalmer en gematigder. Nog luistert men met genoegen naar hem. In een gansch verjongd parlement neemt Rogier gaarne den toon aan van een goed huisvader; hij dringt zich niet meer op, hij geeft raad.....
Rogier heeft tot in zijn ouden dag den eerdienst voor de poëzie in acht genomen; wij kennen verscheidene stukken van zijne hand - niet juist de nieuwe Brabançonne!