De bergpas bij Finstermunz.
Indien gij, lezer, in het schoone jaargetij, de Alpen, tusschen het zwitsersche kanton Grauwbunderland en oostenrijksch Tyrol bezoekt, zult ge zonder twijfel aan den bergpas Finstermunz vertoeven. Het is eene donkere en inderdaad schrikwekkende berg-engte.
Aan den oever van de rivier de Inn, rijzen steile en torenhooge rotsen naar boven, zoo steil en zoo hoog dat de huizen, die beneden aan de brug zijn gebouwd, in den zomer slechts eenige uren zon hebben.
Indien gij vriend zijt eener woeste, wilde natuur, zult gij beneden in de engte vertoeven; doch wat gij er ziet zijn donkerbruine rotsen, een bruisenden vloed, hier en daar een mageren pijnboom, hoog, zeer hoog aan den hemel een streepje blauwe lucht.
Onze gravure geef dit laatste echter minder somber weer dan het wezenlijk is. Hoe het zij, men verhaast gewoonlijk den stap en bereikt het kleine slot Siegmundseck, dat, zegt een schrijver, aan den rotswand schijnt te hangen, gelijk een vogelkooi aan den muur.
Op de hoogte is het oninneembaar oostenrijksche fort Finstermunz gebouwd; dit fort is deels in de rots zelve uitgekapt. Geen vijand kan langs deze Alpen, Tyrol binnendringen.