De doode zee. Fragment uit het dichtstuk het Menschdom verlostGa naar voetnoot(1).
Zoo werd dan Galgala, de lusthof van den Heer,
En Siddims vruchtbaar dal herkeerd in doodenmeer
Van zout- en zwavelnat, omboord met naakte rotsen,
Als een verstolde zee van spiegelgladde schotsen,
Die Sodoma bedekt met 't lijkgewaad der dood.
Geen levend wezen huist in haar gevloekten schoot.
Slechts dan, wanneer de storm haar golven dof doet slagen,
Dan ruischt het nog in 't oor als 't smorend jammerklagen
Van 't zedeloos geslacht, dat neerzonk in den poel,
In zijnen slaap verrast, bedwelmd van 't feestgewoel.
Hare onbewoonde kust zag nooit een scheepling landen;
Een doodsche stilte weegt op haar verwoeste stranden,
Waar alles, leêg en naar en eenzaam als het graf,
Den indruk nog gevoelt der losgebroken straf,
Die in een gloeiend schrift verschriklijk staat geschreven
Langs d'uitgebranden grond, beroofd van alle leven,
Waar nooit een vogel zingt, een enkel pijltje gras
Den schralen bodem tooit, verpulverd als tot asch.
Een bittere spotvrucht slechts, verlokkend in haar vormen,
De Sodomsappel bloost, krioelend van de wormen,
Gelijk de schampre lach van 't zinnelijk genucht,
Van ongeneeslijk wee, van schande en dood bevrucht.
De bergen, uitgegroefd door 't vuur der bliksemflitsen,
Verbrokkeld en gescheurd, met afgeknaagde spitsen,
Vertoonen zich van ver als schimmen door het dal.
De teekens van de wraak zijn zichtbaar overal.
|
-
voetnoot(1)
- Dit werk zal binnen kort te Antwerpen verschijnen.
|