Faust en Mephistopheles.
De legende van doctor Faust behoort reeds tot de vertellingen in onze kinderkamer, echter moeten wij opmerken, dat de kempische legende van den beruchten doctor minder stootend was dan die, welke wij later in ons letterkundig leven, in Duitschland en Engeland, mochten ontmoeten.
Het verbond met den boozen geest en wel eens de ondergang der fortuin van den beheksten doctor maken echter, bij alle varianten, den grondslag der vertelling uit, en geen wonder dan ook, dat, bij de herleving onzer letterkunde, dit phantastisch personage de aandacht onzer dichters tot zich trok.
Onze eerste dichters, na 1830, deden in hunne zangen de overleveringen, kluchten en anekdoten, die in den mond van het volk lagen, onder een nieuwen en aantrekkelijken vorm herleven, en nooit is er wellicht dieper in het gemoed des volks gegrepen dan door Theodoor van Rijswijck, toen hij zijne Eigenaardige Verhalen in het licht gaf.
Zong in dezen bundel van Rijswijck niet rechtstreeks doctor Faust, dan toch is schier iedere bladzij van den geest dezer legende, en anderen in dien aard, doortrokken, terwijl in de Poëtische Luimen het stuk Doctor Samuël eene navolging is der poolsche legende van Samuël Twardowski, die, zegt men, later in Duitschland den naam van Faust aannam - dus Faust zelf was.
De legende, met al hare fantasie en mysterie, had in die dagen zeer veel aantrekkelijkheid voor het volk: Conscience, schreef zijne Phantazy; Renier Snieders, nog student, werd door het fantastische in zijne gedichten meêgesleept; Ecrevisse maakte zijne Bokkenrijders; Stroobant zijne Kempische Legenden. - Kortom, wij gelooven niet dat er een enkel schrijver is geweest, uit die dagen, welke niet aan de ballade en de legende offerde.
Het was omtrent dien tijd onzer letterkunde, dat Lodewijk Vleeschouwer uit Duitschland kwam en in een wel is waar verduitscht vlaamsch, wel is waar hier en daar gebrekkelijk, maar toch over het algemeen verdienstelijk, eene vertaling van Goethe's Faust in het licht gaf, welk gedicht Marlowe's, Klinger's, Lessing's bladzijden over den wonderdoctor, gansch in de schaduw stellen en zelfs doen vergeten.
Vleeschouwer's vertaling had geen bijval; zeker drong zij niet in bij het volk. Was dit werk daartoe niet geschikt, ook de vertaling was dit niet. Maar zelfs al ware deze laatste meer vlaamsch, minder duitsch geweest, het werk van Goethe zal altijd binnen zekere grenzen, dat is in het domein van het letterlievend publiek blijven.
In 1865 gaf Vleeschouwer een nieuwe uitgaaf van dit werk in het licht en waarin hij goed nota nam der hem aangewezen onnauwkeurigheden, doch zich ook, in de voorrede, ongenadig wreekte over de ongegronde kritieken, welke hem in het destijds te Gent verschijnende Kunst- en Letterblad, onder de redactie van Dr Snellaert, werden toegericht.
De tweede uitgaaf wekte de aandacht der geleerden, dichters en kritiekers op, doch daarbij bepaalde zich nogmaals de bijval.
Voor de teekenaars en schilders is de creatie van Goethe - want hij wijkt al te zeer van Widman's legende, die hij echter ten grondslag nam, af, om niet te zeggen dat het drama gansch zijne eigene schepping werd - eene onuitputbare bron geweest en zij is dit nog: echter zouden velen wel doen zich daaraan niet te bezondigen!
De hemel verlosse onze tentoonstellingen van de afschuwelijk leelijke Gretchen en Fausten, zooals wij eindelijk verlost zijn van Galileï's in den kerker, van de Laura's en Petrarca's, van Romeo's en Julietten.
De teekenaar van de nevensgaande plaat moet zich onder de kunstver-knoeiers niet rekenen; integendeel. Mephistopheles en Faust vliegen op de tooverpaarden door de lucht - waarheen? Naar de gevangenis waarin Gretchen geworpen is, omdat zij, in wanhoop, haar kind heeft vermoord.
De wroeging knaagt aan het hart van den laag gevallen en wulpschen Faust, en hij wil haar nog eens zien, haar zelfs met zich voeren. Vleeschouwer vertaalt dit tooneel als volgt:
Faust. - Red haar - of wee u! De vreeselijkste vloek over u voor duizenden jaren.
Mephistopheles. - Ik kan de banden des wrekers niet lossen, zijne grendels niet wegschuiven. - Red haar! Wie was 't die haar in 't verderf stortte? Ik of gij?
(Faust blikt, wild in 't rond.)
Mephistopheles. - Grijpt gij naar den donder? 't Is wel dat hij u, ellendige stervelingen, niet gegeven werd. De onschuldig tegenstrevenden te verbrijzelen, dat is zoo der tyrannen aard om zich in verlegenheden lucht te geven.
Faust. - Breng mij bij haar. Zij moet vrij zijn.
Mephistopheles. - En het gevaar waar gij u aan blootstelt? Denk, er hangt in de stad nog bloedschuld op uw hoofd (Meph. doelt op het dooden van Gretchen's broeder door Faust). Boven des verslagenen woonplaats waren wrekende schimmen, die loeren op den wederkeerenden moordenaar.